Jozefs vraag; troostvol antwoord van het Kindje. Het Kindje heeft grote honger. De vismaaltijd. Vraag van Cyrenius over de Middellandse Zee

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 211 / 302 »»
[1] Na een poosje ging Jozefechter naar het Kindje toe om te vragen wat de duiding daarvan zou moe­ten zijn.
[2] Het Kindje antwoordde: ' Jo­zef, nu vraag je toch echt tever­geefs;
[3] want er zijn vele dingen, die niet geopenbaard zullen worden tijdens jullie leven op deze aarde.
[4] Maar voor hen, die na dit leven als geesten in Mijn Rijk zullen komen, zal alles in het volle licht worden gesteld.
[5] Vraag dus nu maar niet naar dingen, die je nu nog niets aan­gaan!
[6] Je kunt nu beter aarde laten aanvoeren om deze plek te bedek­ken!'
[7] Daartoe riep Jozef Cyrenius' hulp in, die dadelijk door zijn mensen aarde liet aanvoeren om de brandplek ermee te bedekken.
[8] Na dit karwei was het mid­dag geworden en waren de zoons van Jozef met de maaltijd gereed gekomen, die zij voor de vele gas­ten hadden klaargezet.
[9] Het Kindje zei nu zelf tegen Jozef: 'Ik heb al flink honger; er zijn drie grote vissen gebraden, la­ten we dus gaan eten.
[10] 'Dat is een goed idee,' zei Jozef, maar zullen die drie vissen wel genoeg zijn voor meer dan honderd personen?'
[11] Het Kindje bracht daar te­gen in: 'Hebt u die grote dieren dan niet gezien? Hoe kunt u daar anders naar vragen?!
[12] Elk van die vissen weegt wel ruim honderd pond; meer is echt niet nodig; het is wel genoeg voor tweehonderd man!
[13] Laten we nu dus alsjeblieft naar huis gaan: Ik heb al reuze trek en zeker nu het die fijne vis is uit de Middellandse Zee!'
[14] Jozef riep nu dus iedereen voor het middagmaal aan tafel en begaf zich naar de villa.
[15] Onderweg vroeg Cyrenius het bevallige Kindje, of die zee wel echt een middenzee was ( mediterraneus) .
[16] Het Kindje antwoordde: 'Of dat nu juist is, of niet, Ik moet nu eenmaal met jullie spreken in jullie trant, als Ik tenminste door jullie begrepen wil worden.
[17] Na het eten kun je het op de kleine globe nazien, dan zul je wel bemerken of het een passende benaming is.
[18] Vervolgens liep het Kindje alvast vooruit, om toch maar vlug aan tafel te zijn.
[19] Toen Jozef nu ook binnen­kwam, lachte het Kindje hem al van achter de tafel toe, terwijl Het reeds een stukje vis in de hand hield.
[20] Jozef had daar weliswaar heimelijk pret om, maar fatsoens­halve zei hij:
[21] 'Wat zie ik dáár, Kindlief, zo'n groot stuk? Zul je dat wel op kunnen?!'
[22] Maar nu lachte het Kindje nog meer en zei: 'Maakt u zich daar maar geen zorg over! Uw voorvaderen hebben er wel voor gezorgd dat Ik een sterke maag kreeg! Zij hebben Mij maar al te vaak slechte en grove porties voorgezet!' En Jozef begreep nu wél wat het Kind je hiermee be­doelde te zeggen.
«« 211 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.