Het zesdaagse verblijf in de grot. Aanzegging van de Engel aan Jozef om op te breken en naar Jeruzalem te gaan voor de op­dracht in de Tempel. Maria's droom. Jozef heeft er moeite mee om alle liefdevolle aanbiedingen van de hoofdman te accepteren. Een militaire wacht voor de grot (5 september 1843)

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 23 / 302 »»
[1] Zo leefde Jozef zes dagen lang in de grot, terwijl hij dagelijks be­zoek kreeg van Cornelius, die zich er echt voor uitsloofde dat het de H. Familie aan niets zou ontbre­ken.
[2] Vroeg in de morgen van de zesde dag verscheen er weer een Engel aan Jozef, die zei: 'Koop een paar tortelduiven en trek op de achtste dag van hier naar Jeru­zalem.
[3] Maria moet de tortelduiven offeren overeenkomstig de wet en het Kindje moet besneden wor­den en het moet de naam krijgen die aan U en aan Maria is aange­zegd.
[4] Na de besnijdenis moet U hier weer terugkomen en hier dan zo lang verblijven tot ik u zal be­richten, wanneer en waarheen u van hier vertrekken moet.
[5] Weliswaar zult U, Jozef, zich al wel eerder voorbereiden op het vertrek, wanneer het de wil is van Hem, die bij u in de grot is!'
[6] Na deze woorden te hebben gesproken, verdween de Engel, en Jozef ging naar Maria om het haar te vertellen.
[7] Maria antwoordde: 'Wel, ik ben en blijf een maagd des Heren, dus mij geschiede naar Zijn Woord...!
[8] Zelf had ik een droom zo­juist, en daarin gebeurde precies datgene wat U mij net verteld hebt. Zit dus maar nergens anders over in dan alleen over dat paar tortelduiven, dan zal ik vol ver­trouwen op de achtste dag met U meegaan naar de stad des Heren!'
[9] Kort na die verschijning kwam de hoofdman weer eens op ochtendbezoek en dadelijk deel­de Jozef hem mee, waarom hij op de achtste dag naar Jeruzalem zou moeten gaan.
[10] Aanstonds bood de hoofd­man hem nu alle mogelijke hulp aan; hij wilde Jozef naar Jeruza­lem laten rijden.
[11] Voor deze goedbedoelde aanbieding moest Jozef echter be­danken met de woorden: 'Ik kan helaas van Uw nobel aanbod geen gebruik maken, want het is de Wil van de Heer mijn God, dat ik op dezelfde wijze naar Jeruzalem trek als waarop ik hierheen kwam.
[12] Zo wil ik die korte reis dan ook maken, opdat de Heer mij niet behoeft te straffen wegens ongehoorzaamheid.
[13] Maar, als u dan per se bij deze gelegenheid iets voor mij doen wilt, dan moge ik U vragen mij twee tortelduiven te verschaf­fen. Wij moeten die in de Tempel offeren. En dan nog dit: Houdt U alstublieft deze woning te onzer beschikking.
[14] De negende dag zal ik na­melijk hier weer terugkomen, en dan zal ik mij daarin zo lang op­houden, als de Heer het van mij verlangen zal.
[15] Cornelius beloofde Jozef aan al diens verlangens te zullen voldoen. Hij ging dan ook weg en bracht al gauw eigenhandig voor Jozef een splinternieuwe duiven­kooi vol tortelduiven mee, waar­uit Jozef de mooisten mocht uit­zoeken.
[16] Daarna ging de hoofdman weer naar zijn werk en liet intus­sen de duivenkooi tot aan de avond in de grot achter, om die dan 's avonds weer op te halen.
[17] Toen Jozef op de achtste dag naar Jeruzalem vertrokken was, liet Cornelius voor de grot een wacht opstellen, die niemand in of uit liet gaan, behalve de twee oudste zonen van Jozef, die niet mee waren gegaan, en Salome, die hen beiden van eten en drin­ken voorzag. De vroedvrouw zelf ging wel mee naar Jeruzalem.
«« 23 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.