Cyrenius blijft toch nog een dag langer te gast. Zijn dankbaarheid, zijn geschenk, zijn afscheidsrede

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 231 / 302 »»
[1] Met deze kinderlijke scène werd tevens het ontbijt afgeslo­ten.
[2] Nadat Jozef het dankgebed had beëindigd, ging Cyrenius naar hem toe en zei:
[3] 'Geliefde vriend, jouw ver­diensten tegenover mij, en zelfs tegenover mijn broeder, Julius Augustus Quirinus, de keizer te Rome, zijn zo veelsoortig en zo buitengewoon, dat ik ze nooit vol­doende zal kunnen vergelden.
[4] Maar je helemaal niet te belonen, dat is me ten enenmale onmogelijk!
[5] Dat je een echt koninklijke beloning niet van mij zult aanne­men, weet ik;
[6] daarom heb ik er dit op be­dacht: naar het zich Iaat aanzien zul je dit jaar slechts een schrale graanoogst mogen verwachten;
[7] niettemin wordt je huis zeer intensief bewoond.
[8] Negen van je inwoners staan in nauwe relatie tot mij, terwijl jullie zelf ook nog eens met z'n acht~ bent; dat is dus met elkaar zeventien man.
[9] Bij ingeving weet ik boven­dien dat je meelvoorraad is uitge­put en dat ook je provisiekamer leeg is,
[10] en ook sta je er niet best voor wat betreft het voeder voor je koeien, je geiten en ezels.
[11] Je ziet, ik weet deze dingen allemaal heel precies, zogoed als het feit dat jullie bijna niets meer hebt om aan te trekken.
[12] Daarom, geliefde broeder , zul je van mi j toch tenminste zo­veel moeten accepteren als je voorlopig echt nodig hebt.
[13] En ik weet best, dat het hoogst belachelijk kan worden ge­noemd, dat een mens dezer aarde van plan zou zijn om de Heer van het onmetelijke heelal te gaan on­dersteunen, voor Wie het een kleinigheid is om met een woord myriaden werelden te scheppen.
[14] Maar ik weet nu ook, dat die Heer van het onmetelijk heel­al niet steeds maar wonderen wenst te doen; tegen Zijn Eigen eeuwige wonderorde in omdat voor ons, geschapen wezens, daaruit altijd een veroordeling voortvloeit!
[15] Om deze reden moet je van mij ditmaal tenminste zoveel aan­nemen als je nodig hebt;
[16] je mag mij ditmaal niet, zo­ als gewoonlijk, afwijzen!'
[17] En Jozef sprak: 'Ja broe­der, ditmaal zou je wel eens gelijk kunnen hebben;
[18] maar voordat ik iets van je aanneem, moet ik het toch eerst nog aan de Heer vragen. ,
[19] Nu kwam het Kindje, Dat zich reeds onder Jacobs hoede had gesteld, vlug naderbij en zei tegen Jozef:
[20] ' Jozef, wat Cyrenius je ge­ven wil, moet je maar aannemen, om het gezin tenminste van le­vensmiddelen te kunnen voor­zien!'
[21] Nu nam Jozef het aanbod van Cyrenius aan.
[22] Deze overhandigde Jozef nu aanstonds een som van dui­zend pond zilver en zeventig pond goud.
[23] Jozef bedankte Cyrenius en nam het geweldige bedrag in ont­vangst.
[24] Nu was Cyrenius geweldig in zijn schik en zei: 'Broeder, dit maakt mij het hart duizend cente­naren lichter! Maar dat betekent ook, dat ik vandaag niet meer ver­trek, maar pas morgen; mijn al te grote liefde Iaat mij eenvoudig­weg niet gaan. ' En Jozef was daar alleen maar blij om!
«« 231 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.