Besnijdenis van het Kindje en zuivering van Maria. Opdracht van het Kindje in de Tempel. De vrome Simeon en het Jezuskind (6 september 1843)

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 24 / 302 »»
[1] In de namiddag van de achtste dag, om drie uur huidige tijdreke­ning, werd het Kindje in de Tem­pel besneden en werd Het de naam Jezus gegeven, zoals de En­gel al had gezegd, nog voordat het Kindje in de moederschoot ont­vangen was.
[2] Meteen werd Maria in de Tempel gezuiverd, omdat­ de ui­terste termijn van haar kennelijke maagdschap in aanmerking geno­men -het moment tevens geldig kon worden geacht voor haar zui­vering (zie noot 33).
[3] Daarom nam Maria, direct na de besnijdenis, het Kindje op de arm en droeg Het de Tempel binnen om het met Jozef aan de Heer op te dragen, volgens de Wet van Mozes.
[4] Zoals geschreven staat in Gods Wet: Al het eerstgeborene moet aan de Heer worden gewijd.
[5] Daarbij moet dan een paar tortelduiven of een paar jonge duiven geofferd worden.
[6] Maria offerde dus een paar tortelduiven, dat zij op de offerta­fel legde; de priester nam het offer in ontvangst en zegende Maria.
[7] Nu leefde er te Jeruzalem een man, die Simeon heette, die buitengewoon vroom en god­vruchtig was, en die de Troost van Israël verwachtte; hij was van Gods geest vervuld.
[8] De Geest des Heren had ooit tot deze man gezegd: 'Gij zult de dood niet zien voordat ge Jezus zult zien, de Gezalfde Gods, de Redder der Wereld!'
[9] Innerlijk daartoe gedreven kwam hij de Tempel binnen, juist toen Jozef en Maria nog in de Tempel doende waren om al dat te vervullen, wat de Wet voor­schreef.
[10] Toen hij het Kindje op­merkte ging hi j direct naar de ouders toe en vroeg hen op sme­kende toon of hij het Kindje een ogenblik op de arm mocht nemen.
[11] Het vrome paar stond dat aan de oude man, dien zij goed kenden, gaarne toe.
[12] En nu nam Simeon het Kindje in zijn armen, streelde Het, loofde God uit het diepst van zijn hart en zei tenslotte:
[13] 'Laat nu Heer Uw dienaar overeenkomstig Uw woord in vre­de gaan .
[14] Want mijn ogen hebben het Heil aanschouwd, dat Gij aan onze Vaders en Profeten beloofd hebt.
[15] Hij is Het dien Gij bereid hebt voor alle volkeren tot:
[16] een Licht dat de heidenen zal verlichten, een Licht ter ver­heerlijking van Uw volk Israël' (zie noot 32).
[17] Jozef en Maria waren ver­wonderd over deze woorden van Simeon; zij begrepen niet wat hij over het Kind je gezegd had.
[18] Simeon gaf nu het Kindje aan Maria terug, zegende hen bei­den en zei toen tot Maria:
[19] 'Deze zal worden gesteld tot val en opstanding van velen in Israël en tot een teken van tegen­spraak!
[20] Een zwaard zal Uw hart doorboren en de gedachten van velen zullen openbaar worden!'
[21] Maria begreep deze woor­den van Simeon evenmin, maar desondanks hield zij ze diep in haar hart in herinnering.
[22] Dit deed ook Jozef en hij loofde en prees God met alle ver­mogens, waarover hij beschikte.
«« 24 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.