De heilige familie bij onderwijzer Dumas. Jozef vertelt hem zijn wedervaren. Het Kindje tussen de schoolkinderen van Dumas

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 276 / 302 »»
[1] Toen Jozef zich na enkele on­deronsjes met de dokter over mo­gelijke timmerwerkzaamheden, weer op weg begaf, begeleidde de arts hem tot aan een volgende vriend, een onderwijzer te Naza­reth, die Dumas heette.
[2] Vandaar keerde de arts te­rug naar zijn huis, terwijl Jozefbij Dumas binnenging.
[3] Deze herkende hem echter niet direct; hij had zich namelijk zijn oude vriend geheel ontwend.
[4] Jozef vroeg hem derhalve, of hij hem echt niet meer herkende.
[5] Nu wreef Dumas zich over het voorhoofd en zei:
[6] ' Je lijkt wel veel op een ze­kere Jozef, die hier een jaar of drie geleden in moeilijkheden zat vanwege een bepaald tempelmeis­je,
[7] deze overigens zeer recht­schapen kerel moest in diezelfde periode ook naar Bethlehem om zich te laten registreren; hij is er bepakt en gezakt heengegaan.
[8] Maar wat er verder met hem gebeurd is weet ik niet.
[9] Op die mij zeer dierbare man lijk je wel bijzonder sterk, maar die zul je wel niet zijn, is het niet?'
[10] Jozef antwoordde: 'En als ik nu toch eens dezelfde zou zijn, zou je mij dan niet wat timmer­manswerk willen toevertrouwen?
[11] Je moet namelijk weten dat ik nu weer in mijn oude pachthoe­ve woon.'
[12] Toen Dumas dit van Jozef hoorde, zei hij:
[13] ' Ja, nu is het me weer dui­delijk: Jij bent het inderdaad, mijn oude vriend en broeder Jozef!
[14] Maar om 's hemelswil, waar kom je dan toch vandaan?'
[15] Jozef antwoordde hem: 'Broeder, geef mij eerst eens een natte doek om daarmee mijn voe­ten van het stof te ontdoen, dan zal ik je alles vertellen voor zover nodig!'
[16] Dumas liet nu direct een natte doek brengen met een kruik water, waarna het gehele gezel­schap van Jozef zich zijn voeten waste, om vervolgens het leerhuis van Dumas binnen te gaan.
[17] Heel in het kort vertelde Jozef hier zijn driejarige geschie­denis.
[18] Intussen onderhield het Kindje Zich met enkele schoolkinderen, die daar juist aanwezig waren, en die lezen en wat schrij­ven leerden.
[19] Een van de schoolkinderen las meteen iets aan het Kindje voor, en maakte daarbij enkele fouten.
[20] Het Kindje glimlachte voortdurend en corrigeerde vlijtig de lezer .
[21] Dit viel de andere school­ kinderen allemaal op, en daarom vroegen zij het Kind je wanneer en waar Het dan wel zo goed had le­ren lezen.
[22] Het Kindje gaf ten ant­woord: 'Wel, dat is Mij zo aange­boren!
[23] Nu begonnen alle kinderen te lachen. Ze gingen naar Dumas en vertelden hem dat. Deze begon nu op het Kindje te letten en hij vroeg Jozef allerlei naar aanlei­ding van deze buitengewone ver­mogens van het Kind.
«« 276 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.