Besluit van de maaltijd. Cyrenius hoort Maronius uit over de H. Familie. Maronius bekent een leugen om bestwil

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 57 / 302 »»
[1] Nadat de feestmaaltijd, die bij Cyrenius nooit langer duurde dan twee uren, ten einde was, gingen de commandant en de centurions weer naar de stad, met het uit­drukkelijke bevel van Cyrenius, hem die dag verder geen eerbe­toon te brengen.
[2] Toen allen zich nu hadden verwijderd, nam Cyrenius Maro­nius pas goed onderhanden.
[3] In tegenwoordigheid van Jozef en van Maria -het Kind je weer op haar arm -vroeg hij:
[4] 'Maronius, toen ik je te Ty­rus verhoorde over Herodes, heb je mij gezegd, en ook formeel be­vestigd, dat je die bewuste brave timmerman, een zekere Jozef, uit de streek van Nazareth, persoon­lijk kende. ..
[5] En ook een zekere Maria­ die die timmerman vanuit de Tempel tot vrouw, althans ten­minste in bescherming, had geno­men!. ..
[6] Nu wij hier bij mijn gast­heer, zoveel tijd ervoor hebben, kon je mi j daarvan wel eens een wat nadere omschrijving geven!
[7] Dezer dagen ben ik namelijk te weten gekomen, dat die familie zich in feite hier in Egypte moet bevinden. En ook, dat het een heel ander gezin moet zijn, dan hetwelk mij door mijn broer is uit­geleverd, en dat ik nog in bewa­ring houd!
[8] En, ondanks je Herodiaanse gruwelconspiratie, zul je toch wel zoveel rechtsgevoel en menselijk­heid bezitten om te erkennen, dat het afschuwelijk zou zijn om on­schuldige mensen nodeloos ge­vangen te houden, vanwaar ze ook gekomen mogen zijn!
[9] Geef mij daarom eens een wat nauwkeuriger beschrijving van dat beruchte paar, dan kan ik het hier in de omgeving wellicht laten opsporen en gevangenne­men; want dat eisen onze staats­wetten !
[10] Te meer mag ik dat van je verlangen, omdat je mij zelf ver­zekerd hebt dat je dat gezin per­soonlijk kent! Aan hun arrestatie is mij alles gelegen!'
[11] Nu kwam Maronius op­nieuw in de grootste verlegen­heid; hij wist er zich niet uit te redden, want noch Jozef, noch ook Maria had hij ooit eerder ge­zien!
[12] Na een poosje wist hij er dan met horten en stoten uit te brengen:
[13] 'In vertrouwen op Uw goedheid en barmhartigheid, Hoogheid, moet ik dan nu einde­lijk, bij Zeus en alle andere goden bekennen, dat ik die bewuste Jo­zef en Maria helemaal niet ken !
[14] Mijn bekentenis te Tyrus was maar een loze uitvlucht; ik trachtte U toen nog kwaadaardig te bedriegen.
[15] Maar nu ben ik er wel ach­ter gekomen, dat U nauwelijks te bedriegen bent. Ik wil dat dan ook niet meer, en dus heb ik U nu de volle waarheid gezegd. ,
[16] Nu wilde Jozef iets zeggen, maar Cyrenius wenkte hem, nog te zwijgen. Zelf zei hij echter te­gen Maronius:
[17] 'Nu we er zo voor staan, zullen we nog wel even langer moeten praten en overleggen, want nu zie ik pas, wat voor een uiterst gevaarlijk individu jij voor de Staat bent! En nu, onder ede, geef je me tekst en uitleg op al mijn vragen!'
«« 57 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.