Maronius Pilla is verbijsterd; Jozef vraagt waarom. Heidense opvatting van Maronius. Verklaring van Jozef. Cyrenius maant tot voorzichtigheid

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 61 / 302 »»
[1] Maronius Pilla was zozeer ver­bijsterd over dit wonder, dat heel zijn lichaam trilde, als een espe­blad in een zware storm!
[2] Jozef, die direct Maronius' noodtoestand inzag, ging vlug naar hem toe en zei:
[3] 'Maronius Pilla, waarom beef je zo verschrikkelijk? Heeft iemand je gekwetst?'
[4] Maronius antwoordde: 'Maar man toch, U hebt gemakke­lijk praten! Op deze aarde kan niemand zich met U meten! U bent een god, aan wie alle elemen­ten gehoorzamen!
[5] Maar ik ben maar een zwak en sterfelijk man, wiens leven evenzeer van U afhankelijk is, als die zuil daar was!
[6] Door Uw denkkracht alleen al kunt U mij en de hele wereld wellicht in een oogwenk vernieti­gen!
[7] Hoe zou ik dan niet beven voor U, die wellicht de machtigste man van de voorvaderen onzer goden bent, als die tenminste echt bestaan!?
[8] Sinds eeuwen was die zuil daar toegewijd aan Jupiter Stator; stormen en bliksems hebben hem altijd met het grootste ontzag ont­zien!
[9] En die is nu, nota bene door Uw nog onmondige Kind, ver­morzeld! Als nu Uw Kindje al zo­iets kan, wat voor macht moet er dan niet in U schuilen?!
[10] Laat mij, waardeloze aard­worm, U dus maar aanbidden!'
[11] Maar nu zei Jozef: 'Luister, vriend en broeder Maronius; je vergist je deerlijk!
[12] Ik ben niets meer dan jij, óók een sterfelijk mens dus! Be­loof je me levenslang te zullen zwijgen tegenover iedereen hier, dan wil ik je wel "inlichten"!
[13] Zou je die zwijgplicht ech­ter verbreken, dan zal het jou niet beter vergaan, dan het die zuil daar is vergaan!
[14] Maar denk je te kunnen zwijgen en wil je het, luister dan naar me!'
[15] Maar nu smeekte Maronius Jozef op zijn knieën om hem toch liever niets te vertellen. Stel dat hem daarbij toevallig iets 'uit de mond zou vallen', dan was hij ver­loren.
[16] Maar Jozef zei hem daar­over geen zorg te hebben: 'De Heer van hemel en aarde straft nooit iemand om enig toeval! Je kunt me gerust zonder angst aan­horen.
[17] Wat ik je zal toevertrou­wen, zal je niet vernietigen, maar in tegendeel voor eeuwig behou­den!'
[18] Cyrenius kwam er nu dich­terbij staan; hij zei tegen Jozef, terwijl hij het Kindje nog aanbid­dend en liefkozend op zijn arm droeg:
[19] 'Beste vriend, laat Maroni­us liever met rust. Thuis zal ik hem zelf eerst nog wat voorbereiden; dan kun je hem morgen verder inwijden.'
[20] Hiermee ging Jozef ak­koord en dus ging hij met het ge­zelschap mee naar binnen.
«« 61 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.