De mening van de dokter. Jozef ondervraagt Maria. Maria's verklaring

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 8 / 302 »»
[1] Die vriend van Jozef nu was een deskundige, want hij was arts, be­kend met de krachten van de krui­den, en bij moeilijke bevallingen stond hij niet zelden de kraam­vrouwen terzijde.
[2] Hij ging met Jozef mee naar huis en observeerde Maria heime­lijk. Daarna zei hij tegen Jozef:
[3] 'Luister broeder van Abra­ham, Izaak en Jacob; een vreselijk onheil heeft je huis getroffen! Je moet namelijk weten dat dit meis­je zwanger is en in vergevorderde staat!
[4] Maar, je hebt er zelf mede schuld aan! Zes maanden aan één stuk was je voor je bouwopdracht van huis! En wie heeft er dan in­tussen op dat meisje moeten pas­sen?'
[5] Jozef antwoordde hem: 'Beste man, van al die tijd was Maria nauwelijks drie weken aan één stuk thuis, en dat dan nog in het begin van de tijd dat ze bij mij is komen inwonen. Daarna was ze drie volle maanden bij haar nicht Elizabeth.
[6] Sedertdien zijn er nu weer twee maanden voorbijgegaan, waarin ze onafgebroken onder mijn hoede was, en ik heb nooit gemerkt dat er iemand bij haar was, noch openlijk, noch ook in het geheim!
[7] Trouwens ook tijdens mijn afwezigheid is ze in goede handen geweest; en mijn zoon, die haar naar Elizabeth heeft gebracht, heeft mij tevoren de meest dure eed gezworen, dat hij­ tenzij in geval van nood -heel de weg lang, zelfs haar kleed niet ook maar zou aanraken!
[8] Wat mijn huishouden be­treft weet ik dus met grote zeker­heid dat Maria beslist rein geble­ven is, maar, of dat ook het geval is geweest in het huis van Zacha­rias, dat is een heel andere vraag!
[9] Of zou haar in de Tempel iets kunnen zijn overkomen, door de een of andere tempeldienaar misschien! De Heer beware mij ervoor dat ik dat serieus mogelijk zou achten! Zoiets zou de Heer allang aan het licht hebben ge­bracht, door middel van de niet te misleiden wijsheid van de hoge­priester!
[10] Maar ik weet al wat ik zal doen om op het spoor van de waarheid te komen! Bedankt bes­te vriend en ga in vrede! Dan zal ik mijn gezin eens duchtig aan de tand voelen!'
[11] Jozefs vriend liet zich nu niet langer ophouden en vertrok. Jozef wendde zich dus dadelijk tot Maria en zei:
[12] 'Kind, hoe zal ik mijn hoofd nog ooit tot God kunnen opheffen? Wat moet ik nu toch wel van je denken?
[13] Heb ik je dan niet als een reine maagd uit de Tempel tot mij genomen? Heb ik je dan niet trouw met mijn dagelijks gebed willen behoeden met de hulp van de trouwe leden van mijn gezin?!
[14] Ik bezweer je me te zeggen wie het is, die het gewaagd heeft mij te bedriegen; die zich zo schandelijk heeft vergrepen aan mij, die een zoon van David ben; en aan jou ook, die toch ook uit het Huis van David stamt!
[15] Wie heeft jou, een aan de Heer gewijde maagd, verleid en te schande gemaakt? Wie heeft het bestaan om jouw zo bijzonder zui­vere inborst zó te vertroebelen, dat hij een tweede Eva van jou heeft gemaakt? !
[16] Want ja, nu herhaalt zich de oude geschiedenis van Adam aan mij persoonlijk; het lijkt wel of je, net als Eva, door een slang betoverd bent!
[17] Geef dus antwoord op mijn vraag! Maar pas goed op je woor­den want het zal je niet gelukken mij te bedriegen!' En, overmand door verdriet en ergernis, wierp Jozef zich op een zak met as en huilde !
[18] Maar Maria kon van schrik en verdriet geen woord uitbren­gen; ze begon hevig te huilen en te snikken en ze beefde van angst.
[19] Nu kwam Jozef weer over­eind en met een wat kalmere stem zei hij tegen Maria:
[20] 'Kind van God, dat Hij no­ta bene Zelf onder Zijn hoede heeft genomen, waarom heb je mij dit aangedaan? Waarom heb je je zo vergooid en je God zo vergeten?!
[21] Hoe heb jij, die in het Al­lerheiligste bent opgevoed, zoiets kunnen doen?! Jij, die als uit de handen van engelen bent gevoed, en die die stralende heilige diena­ren van God als het ware steeds tot speelmakkers had?! Spreek toch en houd je tegenover mij niet langer van de domme!'
[22] Nu vermande Maria zich en zei: 'Vader Jozef, Uw strenge rechtvaardigheid moge terecht zijn, toch zeg ik u: Zowaar er een God bestaat, zo waar ook ben ik rein en onschuldig, en tot op dit ogenblik heb ik mij aan geen man ooit gegeven!'
[23] Nu vroeg Jozef dus: 'Van­waar kan dan datgene zijn, dat je onder je hart draagt?'
[24] Maria nu weer: ' Ach, ik ben nog maar een kind en ik ken Gods Geheimen niet! Maar als U luisteren wilt, zal ik U zeggen wat mij is overkomen! Maar, dat is dan ook even wáár, als het feit dat er een rechtvaardige God over ons heerst!'
«« 8 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.