Cyrenius gaat met zijn gevolg terug naar Ostracine. Maria in gebed. Jozef troost

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 86 / 302 »»
[1] Teruggekeerd in de eetkamer, vroeg Cyrenius aan Jozef: 'Dier­baarste vriend, ik speel nog met een gedachte, waarover ik graag je mening zou willen horen.
[2] Wat vind je ervan als ik­  om mijn geweten volledig gerust te stellen - terzake van hetgeen we zo even bespraken, en waarin jij mij troostrijke raad hebt gegeven
[3] als ik van de drie hier aanwe­zige priesters toch nog vraag om daarover ook hun mening te ge­ven?'
[4] Jozef antwoordde: ' Als mijn advies je niet helemaal bevredigd , dan ben jij hier nog altijd heer en meester, zodat je kunt doen, wat je nodig acht om je geweten gerust te stellen.
[5] Ik voor mij ben van mening, dat er met die priesters niet veel zinnigs te bespreken zal zijn, zo­lang ze mij voor Uranus of Satur­nus houden en het Kindje voor Zeus, die zich verjongd heeft!
[6] Vraag je ze naar waar het bij jou om gaat, dan verwijzen ze ze­ker naar mij en naar het Kindje!'
[7] Nu liet Cyrenius zijn idee va­ren en zei:
[8] 'Het is me nu volkomen dui­delijk, en ik voel me weer hele­maal rustig en goed in staat om de rest van mijn tijd normaal aan de staatszaken te wijden!
[9] Inmiddels is het al avond ge­worden, en ik zal me maar weer met mijn gevolg naar Ostracine begeven.
[10] Maar morgenmiddag zal ik weer hier bij je zijn. Mocht ik je raad echter eerder nodig hebben, dan hoop ik je nog in de loop van de morgen bij mij te mogen nodi­gen.'
[11] Nu zegende Jozef Cyrenius en Maronius. Cyrenius ging eerst nog naar de wieg en kuste heel zachtjes het slapende Kindje.
[12] Toen stond hij op en met zijn ogen vol tranen ging hij daar­vandaan.
[13] Onderweg keek hij min­stens een paar honderdmaal om naar de villa, die nu voor hem meer betekende dan alle schatten der aarde tezamen.
[14] Jozef op zijn beurt zond Cyrenius zijn ene zegen na de an­dere na, zolang als hij maar iets van diens gezelschap kon onder­scheiden.
[15] Toen hij niets meer van Cy­renius kon gewaar worden, ging Jozef pas weer naar binnen en naar Maria, die - zoals gewoonlijk om deze tijd - juist in innig gebed tot God was.
[16] Zodra ze echter Jozef in haar nabijheid wist stond Maria op en zei: 'Mijn lieve man, werke­lijk deze dag heeft van mij een ander mens gemaakt. Nee, de we­reld. .., de wereld is de mensen niet ten voordeel!'
[17] Jozef gaf haar ten ant­woord: 'Nee, lieve vrouw, je hebt gelijk, maar toch ben ik van me­ning dat, zolang de Heer maar met ons is, wij geen schade van de we­reld ondervinden. Hou dus maar goede moed; morgen zal de al­oude zon weer nieuw en heerlijk voor ons opgaan. De Heer alleen zij alle eer in eeuwigheid! Amen!'
«« 86 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.