Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

0. Voorwoord door de Heer
1. Een vermaning van de hemelse Vader aan Zijn kinderen
2. De geboden van de Heer aan de mensen
3. De Heer als Vader van Zijn kinderen
4. De ware kerk
5. Het geheim van de schepping
6. De analogie van het gesternte
7. De oertijd van aarde en maan. De schepping van Adam en Eva
8. De zondeval
9. Het gericht van de Heer
10. De verzoening van de Heer
11. De geboorte van Kaïn en Abel
12. De belofte van de Heer
13. De verdrijving uit het paradijs
14. Adam komt tot inzicht en heeft berouw
15. Kaïns bekentenis
16. De opdracht van de Heer aan Abel
17. De nieuwe godsdienst en levenswijze
18. Kaïns en Abels offer
19. Kaïns moord op Abel
20. Kaïns vervloeking en vlucht
21. Het verdrag van de Heer met Kaïn
22. Hanoch, Kaïns zoon, als wetgever
23. De bevelen van Hanoch, de tiran
24. De uittocht van Kaïn naar de zee
25. De ontwikkeling van Kaïns geslacht
26. Hanochs goddeloze regering
27. De politiek van de raadsheren van Hanoch
28. Het overleg van de tien vorsten
29. De opvolgers van Hanoch
30. Lamech wordt koning
31. De landverhuizing onder leiding van Meduhed
32. Het hooglied van Meduhed
33. De afvaart van de Meduhedieten
34. De landing van de Meduhedieten in Japan
35. Een boeteprediking door de dieren
36. De herinnering aan Adams ongehoorzaamheid en de genade van God
37. De prehistorie van het Chinese volk
38. De familie van Lamech
39. Begin en oorzaak van het verval van de kinderen van de hoogte
40. Adams rede over zijn val
41. De benoeming van Henoch tot prediker
42. Kenans gezang over de tien zuilen
43. Henoch verklaart de woorden van Adam en Kenan
44. De verklaring van Adam over zijn zwakte
45. Adam zegent zijn kinderen
46. Over het komen van de Heer
47. Over de grootheid en diepgang van Gods woord
48. Over de goddelijke zegen op aarde
49. Adams en Henochs ochtendgebed
50. Henochs ochtendoverdenking
51. Jareds vreugde over zijn zoon Henoch
52. Henochs morgenlied
53. Adams verwondering over de wijsheid van Henoch
54. Henochs woorden over het ware danken en loven
55. Kenans belijdenis
56. In de Adamsgrot
57. Adams vrijwillige bekentenis
58. Asmahaël, de vreemdeling
59. Over de deemoed
60. Henochs terechte geslotenheid
61. Het goddelijke woord in het mensenhart
62. De patriarchen brengen begrip op voor Henochs woorden
63. Asmahaël spreekt over het goddelijke woord
64. Henoch spreekt over het wezen van het woord
65. Adams terugblik op zijn leven
66. Asmahaël en de tijger
67. Het bezoek van de vaderen aan de kinderen van de middag
68. Adams woorden tot de zijnen en de kinderen van de middag
69. Seths troostende woorden
70. Henoch predikt over de liefde
71. Sethlahems verlangen naar de ware wijsheid
72. De wijsheid van Sethlahem en de wijsheid van Asmahaël
73. De hongerige tijger
74. Het wezen van de waarheid en de liefde
75. De oorzaak van de vrees
76. De vreugde van de stamvaderen over de Heer
77. Het vertrek van de patriarchen naar de kinderen van de avond
78. Asmahaëls woorden van dank
79. Adams zwakheid
80. De gulden regel van de profetenscholen
81. De patriarchen bij de kinderen van de avond
82. Seth verwijt Henoch zijn woorden van waarheid
83. Henochs woorden over Seths vergissing
84. Adam richt wijze woorden tot Seth
85. Asmahaëls woorden over de wet
86. De gedachten van de patriarchen over Asmahaëls woorden
87. Eva berispt Seth
88. Henochs legt Asmahaëls woorden uit
89. Werken van wijsheid en werken van liefde
90. De verlossende macht van de liefde
91. Seth herkent de vreemdeling Asmahaël
92. Het getuigenis van Asmahaël
93. Adams nieuwsgierigheid
94. Adams verzoek aan Henoch
95. Adam wordt terechtgewezen
96. Asmahaëls spreekt over het woord Gods
97. Adams bekentenis
98. Het zwijgen van de liefde
99. Goddelijke en menselijke wetten
100. Jareds gedachten over het wezen van Asmahaël
101. Henoch spreekt met J ared over Asmahaël
102. Tegenstellingen tussen God en de mensen
103. Asmahaëls uitnodiging om verder te reizen
104. Asmahaël neemt Abedam als reisgezel
105. Jared vraagt naar het wezen van Asmahaël
106. Over wat zich afspeelde tussen Kenan en Mahalaleël
107. Over de listigheid
108. Seth komt in verlegenheid tengevolge van de wedervraag van Enos
109. De rustpauze van de vaderen onder de broodboom
110. De wonderlijke macht van Asmahaël
111. Asmahaël brengt Methusalah en Lamech naar het gezelschap
112. Lamech en Methusalah spreken samen over de vreemdeling
113. Henochs woorden tot Methusalah en Lamech
114. Het ongeduld van Lamech. Het antwoord van Methusalah
115. De slang in de boom
116. Asmahaëls woorden over Gods macht in de mensen
117. Adams vraag aan Asmahaël
118. Het doel van het aardse leven
119. Jareds zorgen over het onthaal van Asmahaël
120. De gesprekken van de patriarchen over Asmahaël
121. Lamech en Methusalah spreken samen over de vreemdeling Asmahaël
122. Asmahaël vertelt een gelijkenis
123. Bij de 'Verdorde hand der aarde'
124. Adam vraag naar de kinderen van middernacht
125. Adam laat de kinderen van middernacht zoeken
126. Asmahaël stuurt Henoch erop uit
127. De drie zonen van Adam geven gehoor aan Henochs roep
128. Adams vreugde over zijn kinderen Jura, Bhusin en Ohorion
129. Asmahaëls rede over het wezen van Jehova
130. Asmahaëls Vaderroep tot de kinderen van middernacht heeft succes
131. Adams vreugde en dank. De vraag van de weetgierige Jura aan Asmahaël
132. Het gemeenschappelijke maal. De uit eerbied en bescheidenheid vastende vaderen. Henochs liefde voor Asmahaël. Het ware gebed
133. Asmahaëls belofte aan Henoch
134. Asmahaëls gelijkenis over de liefde
135. Adams dwaze antwoord
136. Asmahaël wijst Adam terecht
137. Adams bekering en belijdenis
138. Emmanuëls woorden over Zijn komen bij de mensen
139. Lamechs grote liefde voor Emmanuël
140. Emmanuël laakt Methusalahs schijndank
141. Henoch wekt de vaderen op tot liefde voor Emmanuël
142. Over de vrijheid van de mens
143. Het offer. Lamechs vermanende vurige woorden. Over de zachtmoedigheid en het geduld
144. Emmanuëls afscheidswoorden tijdens de zegening van het offer. Een belofte voor Golgotha. Over de heerlijkheid van de geestelijke vrijheid
145. Adams aanwijzingen voor de komende sabbat
146. Abedams ontmoeting met de vreemdeling
147. Abedams gesprek met Abedam, de onbekende
148. De aankomst van Abedam, de vreemdeling, bij de vaderen
149. De vragen van de onbekende Abedam
150. Een evangelie van de liefde
151. Seth zoekt het licht in het licht
152. Over de eenvoud. Het wonder van Gods liefde
153. De ware broederschap tussen Henoch en Abedam, de bekende
154. Over de ware naastenliefde
155. Lamech vraagt naar de naam van Abedam, de onbekende
156. Over de liefde
157. De onweersbui
158. De vreze Gods en de liefde tot God
159. Adam en Seth in het nauw gedreven en hun beproeving
160. Gods hulp en de zorgen van de mens
161. Seths woord van dank
162. De hoge Abedam in de kring van Zijn zalige kinderen. Het einde van het onweer
163. Seths wonderlijke kracht brengt de vuurstorm tot bedaren. Kaeams zoeken en vermoeden; zijn liefde tot Abedam, de hoge
164. Kaeams lied van troost
165. Abedam, de hoge, en de vijf zoekenden naar het licht. Niet onderzoeken, maar liefhebben voert tot leven
166. Hoe de ware liefde tot God zal moeten zijn
167. Het ware bidden. De richtende Godheid en de liefhebbende Vader in de Heer
168. Een terugblik op de stormnacht. Liefde verdrijft vrees
169. Het ochtendmaal van de aartsvaderen op de sabbat
170. Een evangelie van het offer
171. Henoch bereidt het offer
172. Het wezen van de voorspraak
173. De zeven mopperaars uit het middaggewest bespotten Sethlahem
174. Een evangelie voor beledigden
175. Sethlahem en de zeven morrende mannen
176. De vrijpostigheid en verootmoediging van Kisehel met de scherpe tong
177. Kisehels bekentenis
178. Kisehels gebed van berouw
179. Het wezen van de zonde en hoe haar te overwinnen
180. De vijf dochters van Zuriël
181. De bezorgdheid van de deemoedige Zuriël
182. De Heer en Ghemela
183. Een blik in de diepten van de schepping
184. Over het wezen van de tijd en de eeuwigheid
185. Het wezen van het leven. De beloften van de Heer aan Ghemela
186. Onschuld en schaamte. Terugkeer en ontvangst van de boden
187. Aanhangsel: Zie, Ik wil je hen allen bij hun naam noemen: Hl B VI T Z L GD Z G (hoofdstuk 3:12)