De wonderlijke macht van Asmahaël

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 110 / 187 »»
[1] Na deze woorden stapte Asmahaël van het dier af en zei tegen hem: "Hähära, verwijder je; want je dienst is ten einde en jij met hem!" (Dat betekent namelijk dat vreemde woord.) En het dier verdween in één ogenblik!
[2] Alle vaderen waren daarover ontsteld; zelfs Henoch bleef daar niet onverschillig onder en Abedam wist niet of hij waakte of droomde, omdat zij het dier niet zagen wegspringen, maar het zuiver in het niet zagen verdwijnen.
[3] Asmahaël trad nu echter terzijde en liet het aan de vaderen over er rustig over na te denken - in het bijzonder degenen die nog niet wisten, wie zich eigenlijk achter Asmahaël verborg.
[4] Terstond trok Jared Henoch aan zijn mouwen zei zachtjes tegen hem: "Henoch, wat vind je daar nu van? Waar is dat dier gebleven?
[5] In de grond is het niet, opzij ook niet en ook niet in de lucht! Het was sneller dan in één ogenblik aan onze ogen onttrokken en heeft ook niet maar het geringste spoor van zijn bestaan achtergelaten, - en dat alles door één woord uit Asmahaëls mond!
[6] Neen, beste zoon, wie dit hier ook maar enigszins begrijpt, die - ja gewis en driemaal waar! - die weet meer dan jij en ik!
[7] Zie, als je zoon Methusalah en diens nauwelijks iets meer dan veertig jaar oude zoon Lamech zoiets ook zouden hebben gezien, dan zou Methusalah zeker uit zijn onverschilligheid gewekt en Lamechs te grote levendigheid getemperd zijn!
[8] Ik heb hen nog willen meenemen! Weliswaar was mij niet bekend hoe Adam daartegenover stond; ook zou je vrouw haar innemende helper hebben moeten missen, omdat jij toch al bij Adam verlangd werd en daardoor onze gemeenschappelijke woning niet kon beheren.
[9] Lamech zou wel mee hebben willen gaan; maar vader Adam mag hem niet vanwege zijn voortdurende onrust en allerlei onnozel geklets, wat mij overigens helemaal niet zo zinloos voorkomt.
[10] Kort en goed, - ik bedoel, het zou goed zijn als zij nu ook hier aanwezig waren!
[11] Ja, dat is me wat! Ik weet helemaal niet wat me overkomt; ook ik praat nu, naar mij voorkomt, van alles door elkaar!
[12] Wat denk je, zal het juist zijn, dat ik die twee heimelijk opgedragen heb ons bij middernacht tegemoet te komen?
[13] O, misschien had ik hen beter hiernaartoe kunnen laten komen met de een of andere verfrissing voor Adam! O Henoch, het komt mij nu allemaal zo vreemd voor! Ik smeek je, zeg toch iets om me gerust te stellen! Amen."
[14] Henoch liefkoosde ondertussen zijn vader en zei: "Mijn lieve vader, wat heb je toch een goed hart! Geloof me, zo'n hart laat de grote, heilige Vader nooit lang verhongeren; en het komt mij voor, dat Hij ons reeds een plezier gedaan heeft!
[15] Zie, daar waar de weg naar middernacht verder gaat, spoeden zich reeds onze twee kinderen naar ons toe en kijk, kijk, Asmahaël gaat alleen hen opgewekt tegemoet!
[16] O vader Jared, nu is alles verwezenlijkt; mijn liefde tot God en tot jou is buiten haar perken getreden en laat mij daarom nu de Heer liefhebben en laat mijn mond voor Hem en voor jou zwijgen! Amen."
«« 110 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.