Henochs woorden tot Methusalah en Lamech

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 113 / 187 »»
[1] Toen de beiden die woorden van Asmahaël hadden gehoord, begonnen zij zich geweldig te verwonderen. En nadat Asmahaël zich een weinig van hen verwijderd had, zei Lamech tegen Methusalah:
[2] "Vader, wat vind jij van de korte toespraak van deze jongeling? Naar het mij voorkomt schijnt hij heimelijk veel met zichzelf op te hebben; dat dat zo is, wordt voldoende getoond wanneer hij zegt: 'Waar ik ben, is het goed!' Waarom zegt hij niet: 'Waar Adam en de kinderen Gods zijn, is het goed te zijn?'
[3] Zie, dat en nog heel wat meer is voor mij volslagen onverklaarbaar! Zeg me daarom toch eens, als je kunt en wilt, hoe dit allemaal op jou overkomt en waar jij deze jongeman voor houdt en wat je van hem denkt! Amen."
[4] Toen kwam Henoch naderbij en richtte zich tot hen als volgt: "Luister, mijn kinderen en begrijp dit goed: als ik hier een steen in mijn hand neem en die vasthoud en er komt iemand bij mij die me vraagt: 'Vriend, wat houd je daar in je hand?', dan laat ik hem zien dat het een steen is en als hij mij vervolgens vraagt: 'Wat doe je met die steen?', zal ik hem dan niet als antwoord geven: 'Wat vraag je me nu? Als ik een steen opraap en vasthoud, hoe kan die jou dan tot een steen des aanstoots worden?!
[5] Waarom bekommer jij je om dingen waar je geen last van hebt?! Als dat wat ik draag mij bevalt, dan heb je toch niets om angstige vragen over te stellen?!'
[6] Kan iemand echter een harde steen in zijn hand tot stof verpulveren? Dat zal iedereen toch zeker wel nalaten!
[7] Is het niet verstandiger om de steen in zijn hand te dragen, dan er op de weg over te vallen en zich te bezeren?! Wie is hij nochtans die zijn eigen leven zou willen ontvluchten?!
[8] Als hij evenwel het leven heeft, waarom doet hij dan alsof hij het nooit zou hebben ontvangen en handelt in alle dingen als een blinde?!
[9] Wat weet de mens?! Is hetgeen hij weet dan niet uit God?! Waarom denkt hij dan vervolgens alsof hij wilde denken naast God als iemand die genoeg heeft aan zichzelf en geen raad van God nodig heeft?! Omdat hij dan met raden begint, raadt hij net zo lang door totdat hij zichzelf te gronde heeft geraden!
[10] Zo vragen en raden jullie ook! Maar wanneer ik je zou zeggen: 'Ik, Henoch, ben jullie vader!', - wat vind je dan van deze uitspraak?
[11] Zou je mij kunnen verwijten, dat ik, omdat ik dit tegen jullie over mijzelf beken, erg zelfingenomen ben?! Ben ik dan niet dat wat mijn mond over mij bekend maakt?!
[12] Wat zal er wel gebeuren als blinden beginnen te oordelen?! Wie overdag al niets ziet, hoe kan die willen dat de nacht voor hem tot een licht zal worden?
[13] Als jullie al niet in staat zijn de woorden van Asmahaël te begrijpen, hoe onzeker zal dan je oordeel over Asmahaël Zelf wel zijn?!
[14] Indien ik je zou vragen: 'Wat is dan het groeien van een roos en wat is de roos zelf?!' dan zouden jullie verstommen!
[15] Hoe kunnen jullie je dan afvragen wat er met Asmahaël aan de hand is? Ik zeg je: wacht tot morgen en alles zal jullie duidelijk worden. Klamp je nu vast aan Asmahaël en let met bijzonder grote aandacht op al zijn woorden! Amen. Begrijp het en neem het in je op! Amen."
«« 113 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.