De gesprekken van de patriarchen over Asmahaël

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 120 / 187 »»
[1] Maar ook Enos liet Seth geen rust en vroeg hem: "Vader Seth! Ik heb heel goed opgemerkt en ook veel gehoord van dat wat je voorheen met het hoogst merkwaardige jongmens Asmahaël hebt besproken; maar hoe buitengewoon verheven en bovenal veelzeggend zijn woorden ook steeds zijn, toch moet ik bekennen dat hij menigmaal zichzelf schijnt te vergeten en dat hij erg met zichzelf ingenomen is, en wel zodanig na een daad, zoals bijvoorbeeld bij de vernietiging van de grote leugenslang, dat hij meteen begint te spreken alsof hij in het geheel geen mens zou zijn, maar onverholen God Zelf. En nu spreekt hij al steevast vanuit zichzelf en betrekt zijn woord slechts hoogst zelden op God; en al betrekt hij het af en toe op God, dan smelten en vloeien hij en God zo nauw samen, dat men tenslotte niet meer kan weten over wie of in welk verband er iets gesproken wordt.
[2] Of er spreekt een mens namens God en is daarom volledig vervuld met Gods geest en alle macht en kracht die daaruit voortvloeit, of anders - voorwaar - ik tenminste kan mij niets anders indenken - - God en - Asmahaël zouden nu juist een en dezelfde moeten zijn!
[3] Zie, door dergelijke beslist geen onbelangrijke zaken word ik zeer bewogen en daarom om hiervoor genoemde reden gedwongen, jou, vader, met deze vragen te laten weten wat mij dwars zit en waaraan het mij nu het meest ontbreekt! Geef mij een antwoord over wat er met Asmahaël aan de hand is, voorzover je wilt en kunt en ook in zoverre je het voor mij nodig en bevorderlijk en met de heilige wil van God verenigbaar acht! Amen."
[4] En Seth antwoordde zijn zoon: "Enos, je hebt gelijk en ook je vragen zijn terecht en er kan op de gehele aarde geen meer gerechtvaardigde vraag zijn en ook geen vraag die dringender zou kunnen zijn dan deze; ook is er geen rechtvaardiger mens dan iemand die ernstig naar God vraagt en voor wiens ogen Gods daden ook niet ongemerkt voorbij trekken; maar beter en meer verheven dan dit alles is: uit zuivere liefde iedere wet in acht te nemen die vanuit Gods eeuwige ordening aan iemand is opgelegd!
[5] Zie, wat Asmahaël betreft, bindt een dergelijke wet mijn tong tegenover jou; wees daarom voorlopig tevreden met deze verontschuldiging maar geloof vast dat nog voordat de zon de morgen weer begroeten zal, je Asmahaël van aangezicht tot aangezicht zult leren kennen!
[6] Verheug je daarover; want Asmahaël is verheven! Amen."
[7] En zo was ook Enos tevreden gesteld en, in zichzelf gekeerd, zweeg hij.
[8] Ook Mahalaleël kon geen rust vinden, maar wendde zich tot Kenan en vroeg hem: "Luister vader! Je weet, dat wij toch het een en ander beleefd en doorleefd hebben op ons reeds tamelijk lange levenspad; maar kun je je wel ooit een tijd herinneren dat op het woord van een mens, zonder enig toedoen met zijn handen, iets ogenblikkelijk plaatsvond?
[9] Nu zul je misschien tegen me zeggen: 'Zoon, kijk, nu bazel je! Heeft niet juist vandaag nog onze Henoch de tijger voor Asmahaël aan banden gelegd en heeft niet Adam door het aanraken van zijn tong woorden aan de muil van de tijger ontlokt?
[10] Of: sinds wanneer zijn niet alle dieren aan onze onwankelbare wil ondergeschikt geweest en al het gras, alle planten, struiken en bomen, ja ingeval van nood zelfs de elementen?' En daarop zeg ik: O vader! Dat is allemaal wel vast en zeker waar en er kan tegen het ene noch tegen het andere ook maar in het geringste iets ingebracht worden, - maar zonder onze handen of vaak ook onze voeten kon nooit door ons iets worden bewerkstelligd; en als er dan al iets teweeggebracht werd, dan was er toch nog altijd enige tijd voor nodig, alvorens onze wil, niet zelden ondersteund door onze handen en voeten, door de stomme natuur werd voltrokken. Is dat niet tot op een zonnestofje waar?
[11] Welnu, hoe zit dat nu allemaal bij Asmahaël! Wat is er door zijn woord in één ogenblik van de machtige tijger geworden en waarheen heeft zijn woord sneller dan een gedachte de slang geslingerd, haar geheel vernietigend?
[12] Wie heeft er ooit Adam zodanig iets voorgehouden dat hij zich daarna volledig naar die woorden richtte? Wie niet met vragen naar hem toekwam, kon altijd onverrichter zake weer naar huis gaan; zelfs Henochs woord scheen hem meer te bevallen vanwege de diepgang en tederheid, maar minder als een wijs richtsnoer om het ware leven te dienen. Maar wanneer nu Asmahaël ergens over spreekt, iets regelt en beveelt, dan wijkt Adam daar dan ook geen haarbreed meer vanaf en gehoorzaamt hem blindelings in alles, evenals de overige kinderen en moeder Eva!
[13] Vader, zeg me na dit alles toch, wat je voor jezelf van deze Asmahaël vindt!
[14] Ik houd hem zonder mankeren voor meer dan een mens alleen, omdat zijn verrichtingen al hetgeen menselijk is verreweg overtreffen; het komt er nu alleen op aan, voor wie en voor wat jij hem aanziet! Amen."
[15] En Kenans korte antwoord aan zijn zoon luidde: "Mijn zoon, je hebt in alles gelijk! Dat het zo is, heeft wel iedereen gezien: maar blijf volgens de wil van Adam tot morgen op zijn laatst bij je eigen mening, want je zult toch zeker niet samen met mij aan Adam ongehoorzaam willen zijn!
[16] Houd je steeds in je hart alleen maar met Asmahaël bezig en je zult Hem spoedig onthuld voor je zien staan; want voorwaar, Hij is je nader gekomen dan je voor mogelijk houdt!
[17] Daarom geloof, wees standvastig in je vertrouwen en in je liefde! Amen."
«« 120 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.