Bij de 'Verdorde hand der aarde'

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 123 / 187 »»
[1] Gedurende de woorden van Asmahaël bereikten de vaderen een grote rotswand die tengevolge van de meest uiteenlopende groeven de wonderlijkste vormen vertoonde, zodanig dat de vaderen hem daarom reeds lange tijd geleden de naam 'Verdorde hand der aarde' gaven. Deze wand scheidde de kinderen van middernacht van de vaderen en men kon van hier uit langs natuurlijke weg onmogelijk in het middernachtelijke gebied komen. Wie dat van hieruit wilde bereiken, moest zich een lange omweg getroosten; want dan moest hij het hele avondlijke gebied doorkruisen en van daaruit over een cirkelvormige lange bergrug trekken die zich dan na een wijde boog vanuit het noordoosten met de middernachtelijke streek verbond.
[2] Maar ten eerste was deze weg voor de vaderen te ver en verder was zoiets, daar zij reeds bij de wand aangekomen waren, op dit moment zo goed als onmogelijk; want dan zouden zij zich eerst weer naar de avond moeten begeven en van daar pas over de lang uitgestrekte bergrug.
[3] Maar de vaderen waren nu eenmaal bij de wand aangekomen en konden geen stap meer verzetten; daarom begon nu, te beginnen bij Adam, de ene aan de andere te vragen wat er wel aan te doen zou zijn om de kinderen van middernacht ten eerste over de aanstaande sabbat te verwittigen en ten tweede hen de vrijheid, die reeds in de avond tot stand was gebracht, terug te geven en hen op deze manier weer te bevrijden van het harde juk van een uitermate zwaar drukkende wet.
[4] Goede raad was nu wat duur voor de vaderen; want deze keer hielp ook het naar beneden roepen en stenen gooien niets. Want er begon juist een hevige wind te waaien, zoals gewoonlijk op hoge bergen rondom het midden van de dag pleegt te gebeuren tengevolge van de ommekeer van de zonnestralen en de daardoor veroorzaakte te sterke beademing van de aarde en dientengevolge hielp dus roepen niets. En het gooien van stenen moest als blijk van de aanwezigheid van de vaderen om dezelfde reden achterwege blijven; want waar zou dat goed voor zijn geweest als daarna tot de daardoor opmerkzaam gemaakte kinderen geen verstaanbaar woord gericht kon worden?!
[5] En zo stonden de vaderen daar en waren er niet veel beter aan toe dan de zogenaamde 'Verdorde hand der aarde' zelf en niemand wist de ander te raden noch te helpen, en niemand kon zich in deze verlegenheid ook gemakkelijk herinneren hoe nabij Diegene was voor wie alle dingen bijzonder gemakkelijk mogelijk zijn; zelfs Henoch kon tijdelijk niet voldoende tot bezinning komen.
[6] Na een korte poos vroeg Abedam in stilte aan Asmahaël: "Heer, U, die boven iedere door een menselijke tong gevormde en uitgesproken naam oneindig ver verheven en heilig, boven alles heilig bent, zo ik, allerzwakste worm voor U in het stof van alle stof, nadat U het mij vol genade toegestaan hebt, iets kan doen, O beveel het me dan genadiglijk; want op een woord van U ben ik volkomen bereid vanaf deze ten naaste bij vijfhonderd manslengten hoge wand naar de kinderen van middernacht omlaag te springen en hen dan alles mondeling over te brengen wat de vaderen ook maar aan hen te melden en te verkondigen hebben.
[7] Want zie, onuitsprekelijke, eeuwige liefde, mijn God en mijn Alles, Uw woord draagt de gehele oneindige schepping in al haar grootte en oneindige gewicht; hoe zou dat mij dan te gronde kunnen laten gaan, terwijl ik toch slechts een allergeringst stofje ten opzichte van de aarde zelf ben?!
[8] Daarom slechts één woord van U en ik ben volkomen bereid het uit te voeren! En ook al zou het mij mijn leven kosten, dan ben ik in mijn hart er geheel van overtuigd dat het oneindig maal beter is met Uw woord naar het lichaam te sterven, ja een duizendvoudige dood te ondergaan, dan zonder dat nu duizendvoudig te leven!
[9] Maar, Heer, niet mijn, maar altijd en eeuwig slechts Uw meest heilige wil geschiede! Amen."
[10] Nadat Asmahaël zo'n verheven liefdesverklaring van de zijde van Abedam vernomen had, zag Hij hem heel liefdevol aan en richtte hardop de volgende woorden tot hem:
[11] "Abedam! Waarlijk, Ik zeg je: er is op aarde geen tweede die wat betreft geloof en liefde ook maar op jou lijkt! Henoch is groot in liefde en deemoed en heeft daarin reeds hier de onsterfelijkheid gevonden; maar hij die door de dood het leven verwerft, is groter dan degene die het verwerft door het leven zelf, - hij die zijn leven laat voor het welzijn van zijn broeders en vaderen, is groter dan degene die slechts door levende woorden uit Mij streeft het op te wekken. Want het is gemakkelijker anderen te onderwijzen, dan voor anderen zijn leven te laten.
[12] Waarlijk, waarlijk Ik zeg je Abedam: wie ooit in Mijn naam en op Mijn woord de dood van zijn lichaam vinden zal, die heeft met grote kracht als held het eeuwige leven naar zich toe getrokken en is volkomen één met Mij geworden!
[13] Maar, Mijn lieve, sterke Abedam, zie, de tijd om in Mijn naam of door Mijn woord de lichamelijke dood te sterven, is nog niet aangebroken en daarom zal je onwankelbare wil je als een volledig volbracht werk aangerekend worden; want jijzelf hebt het in je hart als vanuit jezelf in geloof, vertrouwen en alle liefde tot Mij zo goed als volledig volbracht. En daarom heb je Mij dan ook reeds helemaal gevonden en zul je van nu af aan voor eeuwig nimmermeer van Mijn zijde wijken!
[14] Maar zie nu ook, lieve Abedam, dat Ik immers nog andere middelen heb om de zwakke vaderen uit de nood te bevrijden en Ik kan daarom het in de daad omzetten van je offer gemakkelijk ontberen! Wees gezegend, Abedam, dat je Mij getrouw in je hart een dergelijk offer hebt gebracht! Ik zeg je, jij hebt Abel overtroffen, die werd slechts eenmaal gedood, terwijl jij in Mijn naam duizend doden niet schuwde; daarom zul je duizendvoudig in Mij leven!
[15] Opdat je echter ook een woord van Mij zult ontvangen om overeenkomstig jouw wil iets in Mijn naam te doen, moet je naar Henoch gaan en hem verzoeken bij Me te komen; want Ik heb hem iets te zeggen dat noodzakelijk is voor alle vaderen. Want als hij Mij liefheeft, moet hij immers voor alles naar Mij toe komen, opdat Ik hem dan pas volledig op kan nemen en hij dan één zal worden in de liefde tot Mij en alle leven dat daaruit voortvloeit, zodat hij pas daardoor een held zal worden zoals jij, om dan in het aangezicht van de vaderen Mijn wil te voltrekken. Amen."
[16] En Abedam ging naar Henoch toe en deelde hem de wil van Asmahaël mee.
[17] En Henoch begaf zich onmiddellijk naar Asmahaël en zei: "O Heer, zie mij, allerzwakste, aan en iedere vezel van mijn machteloze wezen zij aan Uw wil, mijn God en mijn Heer en mijn meest heilige eeuwige Vader, voor eeuwig onderdanig! Amen."
[18] En Asmahaël greep Henochs rechterhand en zei toen hardop tegen hem: "Henoch! Hij die uit het niets jouw hand heeft geschapen, sterkt haar nu in het aangezicht van de vaderen. Ga nu naar de 'Verdorde aardhand' toe en verlevendig deze dode hand, opdat zij een gemakkelijke brug voor ons zal worden en tot een geëffend pad naar diegenen die onze hulp het meest nodig hebben; want niet voor de gezonden, maar omwille van de zieken ben Ik in jullie midden! Amen."
[19] En Henoch ging dadelijk naar de rotswand toe en gebood hem te wijken en tot een geëffend pad te worden voor degenen die daar beneden smachtten en het meest hulp behoefden.
[20] En zie, onmiddellijk stortte de wand ineen en het geëffende pad was klaar!
[21] Toen werden alle vaderen door een diepe en eerbiedige schroom voor Asmahaëls oneindige macht gegrepen. Maar Asmahaël bracht hen weer tot leven en meteen begonnen zij in hun harten God te prijzen en zij loofden Zijn naam vanwege zo'n grote wonderdaad en reisden toen getroost verder.
«« 123 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.