Asmahaëls gelijkenis over de liefde

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 134 / 187 »»
[1] Na deze woorden van Asmahaël, die ook door Enos, Mahalaleël en Jared zeer goed werden begrepen, stond ook Adam samen met alle overigen op en wilde zich naar Asmahaël reppen, gedeeltelijk uit een grote eerbied die de overhand had, gedeeltelijk echter uit de met eerbied steeds verbonden liefde, die in het bijzonder in de tegenwoordigheid van de Eerbiedwaardige zelden afwezig is. Maar Asmahaël beduidde hun op hun plaats te blijven en zei het volgende:
[2] "Luister. Ik zal jullie een gelijkenis vertellen; deze moet je beoordelen! En zij luidt als volgt:
[3] Wanneer de zon op een goede aardbodem schijnt, dan vormen zich diepe, wijde spleten in die aarde om de straal van de zon dieper en intenser in zich op te kunnen nemen en om zodoende door en door te worden verwarmd; maar zand barst nooit uit elkaar en laat zich slechts aan zijn oppervlakte verwarmen. En is de bestraling van zijn oppervlak geweken, dan is het ook met de spaarzaam opgezogen warmte gedaan. Zo is het ook met de steen: die laat zich weliswaar zeer sterk opwarmen; maar komen er dan koude winden, dan laat hij spoedig alle warmte los en wordt kouder dan de winden zelf.
[4] Zo gaat het ook als er regen uit de hemel valt: zolang het regent is ook alles vochtig; maar heeft het opgehouden te regenen en komen de zuiverende en drogende winden weer terug, dan worden zand en stenen direct weer droog en alleen de goede grond behoudt de leven brengende vochtigheid van de regen en drenkt daarmee de plantenwereld.
[5] O onderzoek jezelf en kijk daar of het met jullie harten niet net zo is gesteld als met het zand en met de stenen!
[6] Omdat jullie Mij nu aan Mijn daden en woorden en uit Henochs getuigenis herkend hebben, ben je ook verwarmd en daarom vervuld met achting en liefde tot Mij; maar wanneer Ik weer onzichtbaar voor je word, zeg Me, zal het dan met jullie ook zo gaan als met de goede aarde?!
[7] Ik ben nu al zo vele uren in jullie midden; maar wie van jullie heeft voor Mij gedaan wat Henoch gedaan heeft?
[8] Ja, je hebt in hoge mate eerbied voor Mij, maar ook de rotstoppen van de bergen zuigen weliswaar de eerste en de laatste zonnestraal op, omdat zij het licht opslorpen, - maar voegt zich daar dan ook de warmte bij, dan hullen de bergen zich onmiddellijk in dichte en sombere nevelen en wolken, opdat hun eeuwige sneeuwen hun eeuwige ijs maar niet zal smelten en vergaan. Zo lijkt jullie liefde ook op de liefde van de kalveren voor de volle uier van de moederkoe, waar zij naartoe springen en dan met hun koppen net zolang tegen de uier duwen als daarin nog melk valt te bespeuren; maar willen de spenen helemaal geen melk meer geven, dan verlaat het kalf meteen de koe en is er bij het kalf niets meer te zien wat op liefde lijkt.
[9] Je hebt nu gezien hoe Henoch door Mij opgenomen werd; jullie zouden ook zo opgenomen willen zijn. Maar Ik vraag je: heb je Mij ook zo opgenomen als Henoch? - Zie, Henoch, heeft Mij reeds vanaf het begin uit zuivere liefde opgenomen; hebben jullie dat ook gedaan?
[10] Ja, toen je Mijn werken gezien hebt, heb je Mij pas opgenomen! Denk je soms uit liefde?! 0 zie, zoiets doet de ware liefde niet, maar wel het in je binnenste verborgen eigenbelang! Omdat Ik in je midden ben, ontwaar je het grote voordeel van hetgeen zich allemaal door Mij liet bewerkstelligen, en Mijn oneindige macht verwekte de grote achting in je en het daarmee verbonden voordeel wekte de liefde tot Mij.
[11] Toen Ik evenwel vanuit de diepte en als een nederig mens tot jullie kwam, lieten jullie Mij voor je in het stof liggen!
[12] Zeg Me, wie heeft Mij daar in alle liefde opgenomen en had geen gewin voor ogen?!
[13] Je hebt weliswaar de oproep aan de kinderen laten uitgaan om morgen de sabbat in Jehova's naam te vieren; maar denk je soms dat uit liefde voor Jehova gedaan te hebben? O, daarin vergissen jullie je geweldig; dat heb je slechts gedaan uit slaafse angst en de daaruit voortvloeiende hoogachting voor Jehova's oneindige macht, en daarenboven ook nog uit vreesachtige en daardoor ook uit plichtmatige dankbaarheid, voor het grootste deel afgedwongen door Gods grootheid!
[14] Waar is dan de zuivere liefde, die vrij boven dit alles uit, door niets anders dan de liefde zelf genoopt, God boven alles in zichzelf en zodoende ook in ieder van Gods werken getrouwen integer bemint?!
[15] Jullie zouden weliswaar tegen Mij willen zeggen: 'Heer, wij geloven toch dat U het bent, de enig ware, heilige, grote, eeuwige, machtige God, vol van erbarmende en genadige liefde!
[16] Maar Ik zeg je: wie niet met de zuivere liefde van zijn hart gelooft, diens geloof stelt niets voor en heeft voor Mij geen enkele waarde! Jullie mogen dan talloze malen 'Jehova!' roepen en zeggen: 'Grote, verheven, machtige, heilige, barmhartige God, Heer, Schepper van alle dingen, lieve Vader!' enzovoort, - maar waarlijk, Ik zeg je, het is veel beter voor je, je lippen, tanden, tong, kaken, keel en longen te sparen; want al dat ledige, vrome geblaat zal nooit tot Mijn oren doordringen!
[17] Voor wie niet net als Henoch bij Mij komt en spreekt, is dat allemaal tevergeefs; Ik zal hem in eeuwigheid niet aankijken! En indien hij dan zal bidden, zal zijn gebed bij oren van ijzer aankomen en alle hemelen zullen voor hem zolang met metalen grendels gesloten blijven, totdat de laatste druppel eigenbelang, in wat voor opzicht dan ook, uit zijn hart zal zijn verdwenen.
[18] Wie mij dus liefheeft, moet Mij beminnen als een reine bruid haar reine bruidegom, daar dan niets dan alleen de harten elkaar aantrekken; alles wat daaronder of daarboven uitgaat is voor de vrije liefde een last, waardoor zij zich dan ook nimmer tot aan Mijn hart kan verheffen. Want wat beneden de liefde is, trekt het hart neer in de modderige diepte; maar hetgeen boven de liefde uitgaat, drukt haar tegen de grond en bezwaart het hart zo zeer, dat het te zwak en te krachteloos wordt om zich ooit weer te kunnen verheffen.
[19] De liefde dient dus zo zuiver te zijn, dat ze, door niets gedwongen, zich vrij verheft en met de in haar samengebalde kracht het vrij verkozen voorwerp uitkiest, het omarmt en het voor eeuwig niet meer laat ontsnappen.
[20] God erkennen is het ontwaken van de liefde, maar niet het liefhebben van God Zelf; God liefhebben wil zeggen, dat men volledig in Hem leeft.
[21] Het erkennen alleen zal nooit iemand doen herleven en de heilige poorten van de eeuwige liefde en daardoor van het eeuwige leven voor hem openen, maar - let hier goed op en begrijp het goed! - alleen de zuivere liefde tot God en in God zonder daaronder en daarboven en dus zonder het minste spoort je eigenbelang dan alleen de zuivere liefde zelf, kan dat.
[22] Onderzoek hierna eerst jullie harten en sta dan pas op en kom bij Mij! Amen."
«« 134 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.