Asmahaël wijst Adam terecht

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 136 / 187 »»
[1] Na deze woorden werd Asmahaël een weinig verstoord en wendde zich met de volgende ernstige, maar toch ook buitengewoon liefderijke woorden tot Adam en tegelijkertijd tot allen, zeggende:
[2] "O Adam! Adam! Je dwaasheid is groot en sterk geworden! - Met name vraag Ik je hart, omdat je de vader bent van al deze kinderen en de vele anderen die de aarde bewonen, zeg het Mij in je hart: wat zou jij dan met een van je kinderen doen die bij een grote en zeer belangrijke les over vrijwillig begane, geweldig grote misstappen tegen je wijze voorschriften in zou willen gaan - zij het ook met zeer waarschijnlijkheid vrijpostige woorden -:
[3] 'Waarom verlang je iets van mij, wat ik niet kan doen! Is het verkeerd wat ik doe? Wat kan ik daar aan doen? Ben ik niet uit jou en heb jij me niet zo' n ellendig leven vol fouten gegeven?!
[4] Wanneer ik nu faal, is dat toch immers alleen maar jouw fout omdat ik zo en niet anders en niet volmaakter uit jou voortgekomen ben! Wees daarom tevreden met mij zoals ik ben en verlang niet het onmogelijke van mij! Maar wil je me met alle geweld anders dan ik ben, dan kun je me toch immers vernietigen en dan iets anders en beters scheppen - of wanneer een tweede schepping misschien onuitvoerbaar voor je mocht zijn, kun je deze ook geheel achterwege laten; want ik zal je voor een dergelijk ellendig gegeven bestaan nooit in der eeuwigheid bedanken!
[5] Laat datgene wat niets was, eeuwig niets blijven; want het is beter in eeuwigheid niet te bestaan dan naast jou een ellendig, beperkt bestaan te moeten leiden! Waarom wil je me nu verbeteren, nu ik toch al eenmaal ben, die ik ben?! Indien je me beter had geschapen, dan zou ik ook beter zijn! Maar daar ik nu eenmaal zo ben, - is het dan niet jouw schuld dat ik zo ben?! Verbeter daarom eerst jezelf en zie dan wat je van mijn verbetering kunt en wilt terechtbrengen!'
[6] Adam, zeg me nu hoe het met je liefhebbende vaderhart gesteld zou zijn bij een dergelijke tegenspraak van een van je kinderen en daarenboven nog een van je allereerste stamkinderen!
[7] Jij hebt de berouwvolle Kaïn vervloekt. Vertel me, wat zou jij met zo' n kind beginnen dat niet alleen zijn broers lichaam doodt, maar jou zelfs vervloekt en je geest wil doden?! Zeg het, zeg het Adam, wat je zou willen doen met zo'n onverbeterlijk kind!
[8] Kijk, nu ben je zo stil als een muis die een kat bespeurt, en toch wilde je hiervoor als eerste kind van de hoofdstam tot op een haar na dezelfde tegenwerping tegen Mij uiten!
[9] Voor jou zijn God en mens om het even! Waarom zou je je ook druk maken over wie er nu met je spreekt, hetzij een God, je Vader, of een mens zoals jij; want jij hebt jezelf immers niet geschapen, maar dat deed een voor jou onzichtbare, volkomen onbekende God! Als Hij je dan zo ellendig en tot zonden geneigd heeft gemaakt, dan moet Hij Zich ook maar tevreden stellen met jou zoals je bent, daar Hij je niet volmaakter gemaakt heeft en Hij moet van het verprutste werk niet verlangen meer volkomen te zijn dan het schandalig genoeg uit de hand van de slecht gehumeurde Schepper is voortgekomen!
[10] Zie en let eens op je hart, of het niet zo in zichzelf mort!
[11] Jij houdt Mij het moeilijk te bewandelen pad van de goddelijke wil over de oneffen geschapen aarde voor en getuigt van jouw goede wil getrouw te wandelen, als dat maar mogelijk zou zijn. Alle schuld van jouw val heb je op Mijn schouders geladen en Ik moet gefaald hebben en jij eigenlijk niet in het minst, omdat Ik jou zo en niet anders geschapen heb! Moest je nu anders worden, dan moest er ook een middel zijn waardoor het voor je mogelijk zou worden overeenkomstig de goddelijke wil te handelen!
[12] Zie, dat is alweer zo'n uitlating waaraan de bijzonder met liefderijke zorg vervulde, heilige Vader zeker geen vreugde kan beleven!
[13] Je roept om erbarmen. Maar wat kan Ik dan nog meer doen, dan dat Ik als Mens en Vader bij jullie kom en je uit Mijn eigen mond de ware liefde en de ware wijsheid leer en je voor je toekomstige volkomen vervolmaking met eigen hand leid over de onder je voeten gelegde aarde, die je als beproeving is gegeven?! Ben Ik dan niet Zelf het grootste erbarmen, de grootste liefde en het meest onfeilbare middel?!
[14] Of moest Ik naar jouw wens uit jullie soms bezielde, dat wil zeggen bewegende machines maken?!
[15] O jij blinde dwaas! Als je het ook maar enigermate in zou willen zien, dan moest je eigen grote volmaaktheid je toch reeds opgevallen zijn, waardoor je zo ver boven alle andere wezens verheven bent dat je uit vrije wil verkeerd kunt handelen, maar ook uit vrije wil foutloos kunt wandelen en handelen zoals Henoch! En jij werpt Mij voor de voeten, als knoeiwerk uit Mij voortgekomen te zijn?!
[16] Zie, zie Adam, hoezeer je weer hebt overdreven!
[17] Je zegt dat Ik het onmogelijke van je verlang. Kijk dan hier, kijk naar Henoch, kijk naar het zestal aan Mijn zijde, ja kijk naar heel die grote volksmassa en vraag hun allen of de zaken zo liggen!
[18] Maar Ik zeg je: jij bent het zelf die naar eigen willekeur een of andere oneindige god zoekt, eert en aan wil grijpen die voor zichzelf het volkomen onmogelijke mogelijk wil maken, de hele eeuwigheid op zijn eigen nek wil laden en een god wil zoeken die voor jou zo goed als niets voorstelt; maar de Vader die nu vervuld van de allergrootste liefde met je praat, wil je miskennen, verachten en ontvluchten!
[19] Waarlijk, naast een god zoals jij je die voorstelt en die je iedere sabbat door aanbidding vereert, zou een geschapen bestaan zonder twijfel niet alleen het meest ellendige bestaan zijn, oneindig jammerlijker dan dat van een vertrapte worm in het gloeiende zand, - maar Ik zeg je, het zou ook voor jouw droomgod volslagen onmogelijk zijn; want zo'n onvolkomen god zou niet alleen niet in staat zijn knoeiwerk te leveren, maar het zou hem waarlijk nog slechter afgaan dan jou, want je bent uit jezelf nog niet in staat om ook maar één atoom te scheppen!
[20] Toen Ik jullie een standje gaf over je dwaze zoeken en onzinnige streven naar een god die nergens te vinden is en je wees op de enig bestaande liefde van de Vader die Ikzelf van eeuwigheid tot eeuwigheid was, ben en voor eeuwig zal zijn, zeg Me, heb Ik toen als Vader een onbillijke en onmogelijke eis aan jullie, kinderen, gesteld?!
[21] Zie, de kleinste kinderen vervullen reeds stipt deze onuitsprekelijk gemakkelijke eis, omdat zij hun vader boven alles liefhebben, zonder scherpzinnig een verantwoording van het vaderhart te verlangen waarom zij hem moeten liefhebben, maar zij beminnen hem omdat hij hun vader is! Vertel Me eens, Adam, Mijn zoon, heb jij ooit meer van je kinderen geëist?!
[22] Wanneer Ik nu als enig ware, liefdevolle Vader niets meer van jou en van jullie verlang en je afhoud van al datgene wat je leven ook maar in het geringste verzwaart en geleidelijk aan de onvermijdelijke dood naar zich toetrekt - wat de op de eigen wil berustende steeds toenemende blindheid is, die, omdat hij bij alle oneindige ideeën onmogelijk ooit tot een doel leiden kan, tenslotte verbolgen ontbrandt en de Schepper als een gemene, humeurige knoeier afschildert en zichzelf zodoende steeds meer verduistert en doodt -, ben Ik dan wel zo, als jij Mij in jezelf gevonden hebt?!
[23] Leer daarom de Vader beter kennen en erken hoe weinig Hij van je verlangt en hoe gemakkelijk daaraan is te voldoen; sta daarna op en kom naar Mij toe en zeg Me of Ik een onbillijke God en Vader ben! Maar breng voor het moment je hart op orde en kom tot betere gedachten; want Ik ben geen Vader die Kaïn vervloekt! Begrijp dat goed! Amen."
«« 136 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.