Het wezen van de zonde en hoe haar te overwinnen

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 179 / 187 »»
[1] Na deze korte vermaning aan de medeaanwezigen wachtte de hoge Abedam nog een korte tijd; daarna ging Hij naar de nog op de grond liggende Kisehel, raakte hem aan en zei het volgende tegen hem:
[2] "Kisehel, sta op tot het eeuwige leven; want dat heb je waarachtig gevonden!
[3] Ik, Abedam Jehova de Eeuwige, Ik, je goede heilige Vader, ben Zelf tot je gekomen om je op te helpen! Sta daarom zonder vrees op; want zie, Ik heb voor eeuwig jouw zonden uitgeroeid omdat je Mij zo met de liefde van je hart hebt opgenomen als tot nu toe nog geen van al Mijn kinderen op deze aarde! Daarom sta dus op, zoals nog niemand is opgestaan! Sta op, toegerust met grote wijsheid, die je verkregen hebt vanuit je liefde en toegerust met een grote macht, die je verkregen hebt door je liefde, waardoor zelfs alle levenloze en levende dingen je moeten gehoorzamen, en tenslotte ook toegerust met het eeuwige leven; want waarlijk, jij zult voortaan eeuwig de dood niet smaken omdat je door jouw liefde tot Mij je vlees in alle opzichten waarachtig gedood hebt!
[4] Wie zo sterft, zoals jij nu gestorven bent in de liefde tot Mij en tot wie Ik dan zal komen en hem opwekken, waarlijk, die is niet opgewekt voor deze tijd, maar om voor eeuwig te leven!
[5] Ik zeg je echter: degene die niet net zoals jij het eeuwige leven zal verwerven, zal aan gene zijde wel heel lang moeten wachten tot de grote dag van de verlossing over de doden zal komen!
[6] En sta dus op en help ook je broeders en al je kinderen overeind en volg Me dan. Amen."
[7] Toen Kisehel de stem en de woorden van de Heer had vernomen, zuchtte hij diep, stond op en was dermate verdoofd door zo'n intens gevoel van dank en vreugde, dat hij over zijn gehele lichaam beefde en niet bij machte was een woord over zijn lippen te brengen.
[8] Maar Abedam kwam dichtbij hem staan, raakte hem nog eenmaal aan en zei tegen hem:
[9] "Ik zeg je: wees en blijf standvastig en laat alle vrees voor eeuwig uit je verbannen zijn en met de vrees iedere zonde, ja zelfs de mogelijkheid om opnieuw te vallen! Want wat je nu zult gaan doen, dat zul je doen in Mijn naam en in Mijn liefde. Hoe zou het dan mogelijk zijn om aan een zonde te denken voor degene die wat hij doet en wat hij zegt in Mijn naam en in Mijn liefde doet en zegt?!
[10] Ik zeg jullie nu wat de zonde is en hoe iemand zondigen kan en ook hoe hij niet meer zondigen kan.
[11] Dat is zonde, als iemand in zichzelf een neiging ontwaart waarin hij voordeel ziet en deze neiging dan najaagt en met zijn begeerte aangrijpt, haar dan maakt tot iets van hemzelf en vervolgens handelt om haar ten eigen bate te benutten. Uit het zich eigen maken van zo'n neiging, die schuilging in de eigenliefde, ontstaat een boze geest, die de gehele mens dan doordringt en verduistert, zodat hij niet meer in staat is het ware van het valse en het goede van het slechte te onderscheiden.
[12] Maar indien iemand een of andere neiging in zich bespeurt, maar dan meteen in zichzelf denkt: 'O Heer, ik erken, dat U mij hebt aangeraakt! De aandrift is van U afkomstig, o Vader! Uw oneindige goedheid heeft zich over mij ontfermd en wil mij, onwaardige, standvastig maken in de ware deemoed en ook in de ware liefde tot U. o Vader, ik ben het niet waard datgene te doen wat U mij door de aandrift, die mij op de proef stelde, te kennen gaf! Aan U is alle macht, aan U alle kracht, U alleen bent de Heer van de hemel en de gehele aarde. Laat mij slechts datgene doen wat mij voor U, o heilige Vader, betaamt, namelijk alleen U kinderlijk liefhebben! Neem deze hogere aandrift tot handelen weer genadiglijk van mij weg, zoals U mij haar gegeven hebt; want het is een goddelijke kracht! Zou ik, arm en nog zwak schepsel en kind daarnaar handelen, dan zou ik toch immers een wezen zijn dat zich op dit punt met U gelijk zou moeten voelen, omdat ik meteen zou willen werken met alleen Uw kracht, en daarmee te werken komt alleen U toe. Neem daarom Uw heiligdom weg van mij, onwaardige, en laat mij alleen in de kinderlijke liefde tot U blijven, o heilige Vader!'
[13] Zie, wanneer ik een dergelijke deemoed bij een mens aan zal treffen, denk je dat Ik dan deze aandrang van Mijn kracht van hem weg zal nemen?!
[14] O neen, zeg Ik jullie, maar Ik zal deze aandrang in hem zegenen en hem, die mens namelijk, met diezelfde aandrift zelfs opwekken tot. het eeuwige leven! En zo zal dan deze mens nu juist door hetzelfde middel, waardoor hij door eigenmachtig optreden een grove zondaar had kunnen worden, voor eeuwig met Mij levend en verenigd worden en zal dan duizendvoudig hetzelfde uit Mij kunnen doen, en hij zal daardoor nooit kunnen zondigen; want wat hij nu doet, dat doet hij niet meer uit zichzelf, maar uit Mij!
[15] Menen jullie dat de zondaar iets anders doet dan uitsluitend Mijn wil?! 0, Ik zeg je: volstrekt niet! Geen haar op zijn hoofd kan iemand aanraken buiten Mijn wil!
[16] Je denkt nu bij jezelf: 'Hoe kan iemand dan zondigen als hij naar Uw wil handelt?'
[17] Ik heb je de aard van de zonde al uitgelegd en voeg nu hier nog een voorbeeld ter verdere verduidelijking aan toe:
[18] Stel dat iemand geweldig boos zou worden door een handeling van zijn broeder, zelfs zodanig dat hij daarom zijn broeder, net als Kaïn dat deed, zou willen doden; maar hij bedenkt zich snel en weet waar deze aanvechting vandaan gekomen is. Maar, dat hij het herkent is nog niet voldoende, maar de deemoedige herkenning van deze vreemde machtige neiging zal hem ook spoedig doen inzien dat alleen Ik Heer ben over leven en dood. Met dit inzicht zal de aldus door Mijn kracht aangeraakte voor Mijn, hem zo nabij gekomen heiligheid neerknielen en zal Mij met een eerlijk en hoogst dankbaar hart het Mijne weer teruggeven.
[19] Maar Ik zal dan Mijn kracht die hem greep, niet meer terugnemen, maar hem met deze kracht zegenen en hem opwekken tot het eeuwige leven.
[20] Dan zal hij zeker ook naar zijn broeder toegaan en hem bekeren, dat wil zeggen, hij zal dan zijn broeder wat de wereld aangaat doden en met de overvloed van Mijn kracht in hem, hem weer doen herleven tot het eeuwige leven.
[21] Wie zou dan nog kunnen beweren dat hij tegenover zijn broeder heeft gezondigd?!
[22] Wie echter onmiddellijk na het gewaarworden van de vreemde aandrift in zichzelf eigenmachtig zou willen handelen, ofschoon hij zou handelen vanuit Mijn kracht, zou die niet een even grote zondaar zijn als Kaïn, die Mijn kracht in zich heeft omgezet, zodat hij boos werd en daardoor zijn broeder doodde?!
[23] Zo zal ook iedere zondaar, indien hij tijdig genoeg zijn dwaasheid heeft ingezien en dan vervuld van berouw en liefde tot Mij terugkeert, zijn als iemand die vanaf zijn geboorte rechtvaardig was, omdat hij daardoor al het onrechtmatig geroofde weer voor Mij neerlegt en zich dan weer deemoedig tot Mij keert. Waarlijk, ik zeg je, alle zonden zullen hem worden kwijtgescholden, ook al zou hun aantal gelijk zijn aan dat van het zand in de zee! Van hem zal niets worden genomen en hij zal worden verhoogd naar de grootte van zijn berouw, deemoed en liefde.
[24] Maar daarom ook des te meer wee over de hardnekkigen! - En ook van jou, Kisehel, zijn al je zonden ten iet gedaan en je bent nu alsof je nooit in de eeuwigheid hebt gezondigd, omdat je het Mijne in jezelf herkend hebt!
[25] Kom daarom nu ook tot jezelf en volg Me samen met je broeders naar je kinderen! Amen."
«« 179 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.