Hanoch, Kaïns zoon, als wetgever

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 22 / 187 »»
[1] En zie, toen aten zij en deden een tijdlang zoals hen geboden was. Kaïn bekende nu wederom zijn vrouwen verwekte met haar een zoon en gaf hem de naam 'Hanoch', dat wil zeggen 'de eer van Kaïn'. En Kaïn riep al zijn kinderen bijeen en zei: "Kinderen, kijk hier is een nieuw broertje, dat de Heer mij gegeven heeft om een heerser over jullie te worden, waartoe ik hem zal aanstellen, opdat er orde onder jullie zal zijn en er een eind komt aan je getwist en geruzie. En hij zal jullie geboden opleggen en zal de getrouwen loven en de overtreders tuchtigen, opdat ook wij een volk worden, groot en roemrijk zoals de kinderen van God, die geen wetten nodig hebben, omdat zij de liefde hebben die ze vrij maakt, maar ons, vanwege mijn zonde, met voeten zullen vertrappen als wij wettelozen en ordelozen niet iemand hebben die ons vertegenwoordigt en rechtvaardigt tegenover hun grote macht.
[2] Zie, hun God is ook de onze; maar zij hebben aan Hem een goede Vader - wij echter een Rechter! De Vader kent hun liefde en Zijn oog en oor is met hen. Maar zo is het niet bij ons. Wij zijn aan onszelf overgelaten en kunnen handelen, zoals we maar willen; maar indien wij willen overleven, hebben wij wetten en orde nodig. Want anders kan nu de ene de andere naar willekeur in haat en nijd doodslaan en zo zal het vat van de gerechtigheid zich voortijdig vullen en wij zullen dan allemaal te gronde gaan aan de op ons neerkomende grote last van onze gruweldaden. Laten wij ons daarom hecht aaneen sluiten en samen grote en kleine stenen bijeenbrengen en een hoge en stevige woning voor hem maken. En voor ieder van ons bouwen wij een kleine woning in een wijde kring om de zijne, zodat hij allen kan overzien en hun doen en laten kan gadeslaan. Als vorst in jullie midden zal hij echter vrijgesteld zijn van iedere arbeid en zal eten van wat jullie handen opbrengen.
[3] Maar voor nu ben ik in naam van de gerechtigheid van God als vader jullie aller wetgever en wee degene die ongehoorzaam wordt aan mijn geboden! Mijn vloek zal hem hevig treffen; dan zal er echter geen erbarmen zijn in mijn hart voor de vervloekte, omdat er in mijn hart geen liefde meer woont, maar slechts gerechtigheid.
[4] Zie, waar de liefde woont, is ook erbarmen en geldt het recht van de liefde; maar waar alleen maar gerechtigheid woont, kan alleen gelden recht voor recht en gericht voor gericht, loon voor loon, trouw voor trouw, gehoorzaamheid aan de wet, het gericht voor de ongehoorzaamheid, straf voor de overtreding, vervloeking voor verraad en dood voor dood.
[5] En de inwijding van mijn uitspraak zal zijn, dat ik nu voor jullie allen zweer bij de hemel en zijn onverbiddelijke gerechtigheid en bij de aarde, die hardvochtige woonplaats van Gods vervloeking, dat hetgeen ik zojuist aan jullie allen als vader en vorst heb medegedeeld, iedere overtreder hard en strikt zal treffen.
[6] Na mij komt jullie broer als je ware heer en wetgever volgens zijn rechtvaardig inzicht en vrije willekeur, - bijgevolg zal hij ook vrij zijn van de wet, omdat ieder van zijn vrije handelingen voor jullie een wet wordt en moet blijven, totdat hij meent dat het goed is die weer op te heffen.
[7] Hierbij is mijn wil aan jullie bekend gemaakt, handel ernaar en voer deze uit als jullie ter vermijding van het gericht, de strengheid van de gerechtigheid door de wetgeving voor de orde willen doorstaan. Dat gericht zou anders allen treffen, wanneer er niet rechtvaardig vastgesteld zou zijn: gericht voor gericht."
[8] En zie, toen trokken zij allen weg en gingen aldus aan het werk om een stad te bouwen, en daaraan werkten zij zestig jaar. Omdat de bouwsels dikwijls instortten, hadden zij veel tijd nodig om de woning van de nieuwe vorst te bouwen en konden deze pas afmaken, toen Ik Hanoch in een droom getoond had hoe ze te werk moesten gaan. Want Ik had medelijden met de arme kinderen, die bij deze bouw aan vele en zware mishandelingen bloot stonden van de zijde van de tot dan toe weliswaar zeer ordelijke en rechtvaardige Kaïn, die zich streng aan de wet hield. Door grote schrik te verwekken en onder grote vrees en angst voor de straffen zonder genade of erbarming, leidde hij de zijnen als een tiran. In hem was geen liefde, maar rechtvaardigheid ten aanzien van gehoorzaamheid aan alle wetten. Daarbij dacht hij er echter niet aan, dat gehoorzaamheid die een gevolg is van grote vrees eigenlijk allerminst gehoorzaamheid is, maar pure eigenliefde. Want wie zichzelf liefheeft, houdt zich aan de wet uit pure vrees voor de altijd er op volgende zekere bestraffing als hij die wet overtreedt, omdat hij bijzonder veel medelijden met zichzelf heeft als hij de pijn van de straf in zijn hulpeloze zwakte ondergaat. Maar indien hij ook maar de geringste gelegenheid vindt om in zijn hart onopgemerkt te zijn, zal hij de wet en de wetgever vervloeken en de wet weldra met voeten treden.
[9] En als dan zo iemand op de een of andere manier zich een grotere macht kan vergaren, dan stelt hij zich tweemaal zo gruwelijk boven de wetten, of die nu goed of slecht zijn en hij zal ze vernietigen en ongedaan maken tezamen met de liefdeloze wetgever. (N.B. Dat zouden ook alle leiders en wetgevers in deze tijd goed moeten bedenken; want ook hen wacht een dergelijk lot als zij menen dat vrees het enige middel is om de orde te handhaven met het daaraan verbonden voordeel van de stomme gehoorzaamheid van de slaven. Anders zullen zij allen spoedig op ruwe wijze ondervinden, welke vruchten de wetten die hun oorsprong niet in zuivere, onbaatzuchtige liefde vinden, hen vroeg of laat zullen brengen, hetzij hier, maar zeker altijd in het hiernamaals.)
[10] Want zie, Kaïn handelde tot op zekere hoogte zo onmenselijk naar de wet, omdat hij van Mijn kant niet altijd genade en bereidwilligheid ondervond, wanneer hij na een boze daad tranen van berouw vergoot. Dat kon Ik evenwel niet doen, aangezien zijn berouw alleen het verlies van Mijn genade betrof, maar nooit op Mijn liefde was gericht.
[11] En zie, wie op zo'n manier berouw heeft, die treurt niet vanuit het diepst van zijn hart om het verlies van het leven, maar veel meer om het verlies van zijn welzijn; en zijn berouw is daarom vals, omdat er hem niets aan gelegen is om tot een volkomen hereniging met Mij te komen. En als Ik hem dan ook zou willen geven wat hij niet wenst en wil, zou hij slechts de dood verwerven door een dergelijke verwisseling van wil, omdat de vrije wil het eigenlijke leven van de mens is.
[12] En zie, dat was ook het geval bij Kaïn, omdat hij de liefde uitgebannen had en daarvoor in de plaats de gerechtigheid aangreep, zonder er bij te denken dat er zonder liefde geen gerechtigheid is en dat de gerechtigheid eigenlijk de hoogste liefde zelf is, zonder welke alles te gronde zou gaan en noodzakelijkerwijs moest gaan.
«« 22 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.