Hanochs goddeloze regering

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 26 / 187 »»
[1] En wend nu je blik een korte tijd terug naar Hanoch en Ik zal jullie nog in het kort tonen, hoe het er daar al na een tijdsverloop van pas dertig jaar heeft uitgezien.
[2] En zie, Hanoch had nu de mooiste vrouw voor zichzelf uitgezocht en daarnaast nog twee bijvrouwen en bedreef mateloze ontucht met hen. Daardoor werd zijn verstand zo vreselijk verduisterd, dat hij zijn regering helemaal vergat; en de weinige gedachten waartoe zijn denken nog ternauwernood in staat was, waren alleen nog maar gericht op een goed leventje, pracht, zachte kleren en hoererij.
[3] Als zijn onderdanen hem maar zeer vele en goede gerechten van allerlei soort vruchten brachten en zeer veel glimmende dingen voor zijn huis en erg zachte kledij, gevlochten van de fijnste grassoorten die aan de voet van de bergen groeiden, dan was hij daarmee ook al volledig tevreden en liet daarbij de wetten de wetten en de regering de regering.
[4] Maar zie, toen merkten zijn onderdanen dat hij lauw geworden was en zij maakten gebruik van zijn blindheid. Toen merkten ook zijn dienaren hoe de zaken ervoor stonden en zij waren zo slim en zo sluw als de slang zelf, en probeerden daarom hun heer voortdurend op alle mogelijke manieren in slaap te wiegen en veroorloofden ook op leugenachtige wijze - als ware het op aansporing van de inschikkelijke vorst - aan de onderdanen alle mogelijke vermakelijkheden, als zij aan hen maar heel vlijtig hun steeds in aantal toenemende gaven afleverden.
[5] En zie, toen deze dienaren nu zagen dat zij ongestraft konden doen wat zij wilden, begonnen zij te regeren en gaven wetten aan de onderdanen; ten eerste moesten zij de vorst door allerlei offers een goddelijke verering betonen en ten tweede moest de mooiste dochter van de een of andere onderdaan aan de vorst worden gegeven; en de onderdaan die de gelukkige gever zou zijn, werd ontheven van alle leveringsverplichtingen en hij zou zijn huis in eigendom bezitten, hij zou toegang hebben tot het huis van de vorst en zou zich met diens dienaren kunnen onderhouden en hij zou ieder jaar eenmaal zijn vorst mogen aanschouwen en hem bedanken voor zo'n grote en vererende genade.
[6] En zie, daarmee had de slang een waarlijk geniale streek uitgehaald, zoals jullie dat zeggen! Want nu begonnen de ouders hun dochters altijd thuis te houden en besteedden er alle aandacht aan, dat zij alleen maar erg lieflijk en mooi werden, om daardoor misschien eens de staat van vrijheid te bereiken. En zo'n schoonheid keek dan het gewone volk niet meer aan, omdat zij dacht dat ze bestemd was voor de vorst.
[7] Maar wat gebeurde er nu door dit wederzijdse bedrog? Niets meer of minder dan het allerergste wat je je maar in je diepste gedachten kunt voorstellen, namelijk: de dienaren trokken uiteindelijk de hele regering naar zich toe onder het sluwe voorwendsel, dat zij, die zeer goed van de tongriem waren gesneden, aan de vorst duidelijk maakten dat hij nu niet meer een vorst, maar een god van het volk was en dat het een vernedering zou zijn tegenover zijn oneindige hoogheid en onuitsprekelijke verhevenheid, die nu goddelijk was, om de aardwormen wetten te geven. De dienaren wilden uit onmetelijke hoogachting voor zijn boven alles verheven heiligheid deze vernederende zaak op zich nemen; en zodoende zou hij niets anders hoeven te doen dan alleen maar door middel van een wenk zijn welgevallen of zijn misachten te uiten en de schatten, die zij in grote hoeveelheden voor hem zouden verzamelen, goedgunstig en genadig aan te nemen.
[8] Overigens mocht hij zich slechts eenmaal in het jaar aan het volk vertonen, waarbij dan iedereen voor hem zou neervallen en hem liggend in het stof aanbidden; en indien hij dan een van die bestofte wormen een bijzondere genade wilde bewijzen, dan mocht dat gebeuren door een ferme trap met zijn heilige voet op de kop van die worm.
[9] En indien zo iemand deze hoge genade deelachtig mocht worden, bijvoorbeeld vanwege het offeren van een mooi, aantrekkelijk meisje, dan zou deze persoon meteen van de aarde opgetild worden en hij zou de goddelijke verhevenheid van de heer van alle macht en kracht aanschouwen en zou daarna een vrije burger worden van de heilige stad van de verheven god Hanoch.
[10] En zie, deze listige redenering van zijn dienaren streelde zijn egoïstische ijdelheid zo zeer, dat hij meteen alles geheel inwilligde. O, wat een ontzaglijk grote dwaas!
[11] En zie, nu hadden de dienaren bereikt waarnaar zij al lang gestreefd hadden, namelijk de wetgeving, bestraffing en hiermee de hele regering en zo kwamen er in plaats van één, tien vorsten, die ook niet het geringste onderscheid maakten tussen mensen, hun broeders en de andere dieren en hen alleen maar onderverdeelden in dieren met verstand en dieren zonder verstand. En alleen als een willekeurig met rede begaafd dier het een of andere sluwe, boze plan in hun voordeel tot een goed einde had gebracht, werd hem het recht gegeven zich ook een mens te mogen noemen.
[12] En toen nu deze tien vorsten zagen hoe hun wetten blindelings gehoorzaamd werden door de diermensen, - natuurlijk als gevolg van de zeer grote vrees voor de eindeloze mishandelingen, - koos ieder van hen langzamerhand eveneens tien dienaren uit de vrije burgers van de stad en verhief hen in een soort adelstand, tezamen met hun vrouwen en kinderen. Daartegenover moesten evenwel hun dochters, als zij hun mooi en bekoorlijk genoeg voorkwamen, vrijwillig als hoeren aan hen worden gegeven. Zij verwekten kinderen bij honderden en duizenden tegelijk, die dan allemaal weer aan de diermensen overgeleverd werden om gevoed te worden; en wanneer ze volwassen waren, werden de mannelijken eveneens bij de diermensen ingedeeld, maar de vrouwelijke werden weer als hoer gebruikt, daar zij door een list Van de slang meestentijds zeer mooi en bekoorlijk werden. Zij werden dikwijls reeds op hun twaalfde jaar beslapen en werden daardoor onvruchtbaar gemaakt. En als zij dan na korte tijd al hun bekoring verloren hadden, werden zij uitgestoten naar de dieren en moesten hiervoor zorgen en werden 'Huhorae' genoemd, dat betekent bij jullie 'mensen, die het vee verzorgen'.
[13] En zie, zo ging men meer dan dertig jaar door op deze wijze te leven. Toen echter, omdat de mensen zich op deze ontuchtige manier vermeerderd hadden tot vele honderdduizenden en zich wijd en zijd over het land verspreid hadden en daardoor niet meer overzien konden worden, werden met de argeloze toestemming van Hanoch, hun nu geheel krachteloze en dadeloze god die nooit ingreep, nog eens tien steden gebouwd en deze werden vernoemd naar de namen van de tien vorsten, en deze heetten:
[14] Kad (de dief), Kahrak (de hoerenmeester), Nohad (de bedrieger), Huïd (de boze), Hlad (de koude), Uvrak (zaad van de slang), Farak (de gruwelijke), Molakim (de leugenaar), Uvrahim (de fijne vleier) en Thahirak (de grote zondaar).
[15] En zie nu, ieder van deze steden werd gebouwd volgens het voorbeeld van de stad Hanoch; en zodoende werd er ook in het midden van elk een hoge burcht gebouwd gelijk aan de hoge woning van Hanoch en deze werd omgeven door een muur en een gracht. En bedenk dat de mensen toen geen werktuigen hadden zoals harken, spaden, houwelen en pikhouwelen; daarom moesten zij hun handen gebruiken en als woelmuizen met hun vingers in de grond wroeten!
«« 26 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.