Het overleg van de tien vorsten

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 28 / 187 »»
[1] En zie, omdat geen van allen die reeds gesproken hadden het aandurfde om een weerwoord aan Farak te geven, stond eindelijk Molakim op en richtte het woord persoonlijk tot Farak, hem daarbij scherp in de ogen ziende en zei: "Broeder, je rede was scherp en trof iedereen midden in zijn hart; maar kijk, wat onze toespraken betreft, de bedoeling daarvan is goed en oprecht, op de verstoting van Hanoch na; alleen worden zij omlaag gehaald door innerlijke, valse begeerten, die pas in ons wakker zijn geworden bij de aanblik van de aan ons toevertrouwde vorstelijke ambten.
[2] Maar als wij deze brutale begeerten uit ons bannen en ook ware, trouwe broeders willen worden, zowel van het volk als ook van Hanoch volgens de maatstaf van recht en billijkheid, zouden wij dan ook nog schurken zijn?"
[3] En Farak antwoordde: "De begeerte is het leven van de wil; als jullie echter iedere begeerte in je wilt uitbannen, van waaruit willen jullie dan als vorsten kunnen handelen?! Daarom zal niemand de begeerten in zich onderdrukken als zijnde de vonken van de liefde in God; maar deze mogen geen verkeerde richting inslaan.
[4] De juiste richting daarvan is, te proberen God in Zijn liefde voor je te winnen en alle handelingen daarnaar te richten volgens het besef van de hoogste wil in ons, die in alle deemoed de eigenliefde in ons zal bewaren door het gevoel van haar nietigheid en haar onbegrijpelijke zwakheid die in haar is.
[5] De verkeerde richting daarvan is echter, wanneer de zelfzucht of de volkomen blindheid en doofheid van de wil in ons en alle handelingen die daaruit voortkomen, zich richten op de eigen behoeften en de broeders van gelijke afkomst buiten beschouwing laten.
[6] Zie, de valse begeerten blazen zich dan door hun steeds groeiende veelheid in ons op, onderdrukken de deemoed en wekken door hun gewicht de hoogmoed op, in welke situatie de mens zich dan graag van zijn grote last zou willen ontdoen. Maar omdat hij als blinde niets ziet en als dove niets hoort wat hem zou kunnen helpen, grijpt hij in zijn valse begeerten naar alle denkbare middelen die zijn blinde liefde of eigenliefde maar kan verzinnen. Hierdoor stapelt hij alleen maar last op last, die tengevolge van hun grote overbelasting het leven uit God in ons onderdrukken en ons maken tot dieren van de aardse materie en tot voedsel van de dood, die overal in de materie aanwezig is, zowel in het vuur als ook in het water, in de lucht en in de aarde, die de moeder van het vlees of van de dood is; want waar vlees is, daar is de dood ook. Daarom zullen ook wij allen, wat het vlees betreft, sterven.
[7] Wie dus vervuld is van eigenliefde, die is vervuld van liefde voor zijn vlees; maar wie zijn vlees liefheeft, heeft begeerte naar de dood, en de dood zal in zijn begeerte overgaan en hem gevangen nemen in alle vezels van het leven en hem zodoende verteren en doden. En zo zal hij tot het afval van de dood worden en zal de akkers bemesten, waar de vrucht van het eeuwige verderf gezaaid is. - Nu weten jullie alles; je handelen bepaalt of je zult leven of sterven, amen."
[8] En zie, toen nam Molakim weer het woord en zei: "Broeders, je kent mijn ambt en vak; ik ben niet door Hanoch, noch door het volk ertoe gekomen tegen Hanoch en daardoor ook tegen het volk te liegen, maar door jullie allemaal, met uitzondering van Farak; maar alleen aan jullie moest ik de kern van hetgeen ik wist laten weten. Nu echter werp ik de leugens links en rechts voor de voeten van Farak en zeg openlijk en getrouw: als er een God uit de hemel zou komen, zou zijn redenatie niet wijzer zijn dan die van Farak!
[9] Ik beken ronduit, dat als hij niet onze broer zou zijn, ik voor hem zou neervallen en hem aanbidden; maar hij is een mens zoals wij, - waar komt zijn grote wijsheid vandaan?!
[10] Zie, ik ben net zo blind en doof als jullie; maar een ruisen binnen in mij zegt me: God spreekt onzichtbaar door de mond van Farak! Wij moeten heel goed naar deze stem luisteren, er goede nota van nemen en ernaar handelen, indien wij willen leven; anders zullen de tranen van onze broeders zich verzamelen tot een grote vloed en ons allen tezamen verstikken met onze grote hoererij, bedrog en listige misdadigheid." (22 mei 1840)
[11] En zie, toen vatte Uvrahim ook moed, stapte naar voren en zei: "Amen, - dank aan de oude God, dat Hij vol genade de mond van Farak, onze broer, geopend heeft; zonder dat zouden wij gezamenlijk te gronde gegaan zijn, omdat wij allen reeds zo diep in onze de dood brengende begeerten staken en de een de ander wilde verraden, zodat de dood hoe dan ook over ons allen zou zijn gekomen als een rechtvaardig gericht van omhoog van de heiligheid of uit de diepte van de toorn van de oude God.
[12] Ik was een gladde vleier en veroorzaakte meer kwaad dan jullie en dan Hanoch met al zijn gezag; want als ik er niet zou zijn geweest, zou hij zijn goddelijkheid allang hebben laten varen. Die was hem eigenlijk op suggesties van Uvrak en met de hulp van Nohad en Thahirak door mij aangepraat. Hij had al vaker in het geheim tegen mij opgemerkt dat deze goddelijkheid hem innerlijk zeer veel angst inboezemde en hem, als hij alleen was, bij dag en bij nacht niet met rust liet en dat hij deze ongelukkige gedachten van Uvrak al vaker verwenst had, maar die omwille van het volk niet kon laten varen, - en toch brandde die hem meer dan alle vuur in zijn gemoed.
[13] En zie nu, hierbij leg ik al mijn gevlei neer in de overtuiging dat de wijsheid van Farak deze grote wond van onze broeder ook geleidelijk aan gemakkelijk zal helen, en ook dat deze ons hopelijk allen de ogen heeft geopend, opdat wij de afgrond mogen zien aan wiens brokkelige rand wij ons alle negen vol behagen bevonden, terwijl wij ons niet bewust waren van het grote gevaar ons leven te verliezen en daarmee alles wat daardoor maar enigerlei waarde had.
[14] En jij, waarde broeder Farak, wees mij en ons allen een trouwe gids naar het licht uit de hoogten van de ware God, waarvan wij vervreemd zijn net als van onze aartsvader Adam, en leid ons allen volgens de jou welbekende wil van de enig ware God, en ook alle mensen, die eveneens onze arme, onschuldige broeders zijn, daar alleen wij door onze grenzeloze boosheid schuldig zijn aan hun vergrijpen. En wat jij, o broeder, als enige aan wie de wil van boven bekend is, voor het goede zult houden, dat zullen wij met vereende krachten met de genade van boven graag en altijd vol bereidwilligheid nauwkeurig ten uitvoer brengen.
[15] Daarom leg ik hier ook mijn vorstendom neer aan de voeten van de waarachtige vriend van God, en zal mij dan pas gelukkig achten, als ik mij een trouwe knecht mag noemen van de enige in dit land, die uit zo vele duizenden genade heeft gevonden voor God, de ware en enige, die zijns gelijke niet heeft.
[16] Hoor dus allen mijn weloverwogen wil: laat de stad van Farak voor ons allemaal een heilige stad zijn. Daar zullen wij steeds wijze raad halen om daarnaar wijs te kunnen handelen. Laat hemzelf voor ons een vorst en leider naar de wijsheid van God zijn en laat hem het enige centrale punt zijn tussen ons, Hanoch en het hele volk, opdat wij waardig bevonden mogen worden niet zozeer om vorsten te worden, wat toch al niets voorstelt zoals wij door Gods wijsheid hebben ingezien, maar alleen om voor gewillige, trouwe knechten aangezien te worden, die vreugde willen en zullen hebben aan het welzijn van de volkeren en aan de wijsheid van God in onze broeder Farak en ook in het volledige herstel van Hanoch en daardoor ook van al het vrije en dienstbare volk.
[17] Amen, zeg ik uit aller naam; en jij broeder Farak, kijk mij aan in je wijsheid en wees ons allen een broeder, vorst, leider, raadgever en wijze vriend! Amen."
[18] En zie, de toespraak van Uvrahim wekte Thahirak weer op en ook de overigen die voor Farak huichelachtige woorden vol eigenbaat gesproken hadden. En zo begon ook hij te spreken als een drager en een waar verzamelbekken voor al wat slecht is en ook als iemand die zich goddelijke rechten en eigenschappen aanmatigde - zoals Gods voor alle eeuwigheid onaantastbare heiligheid, Zijn rechtvaardigheid, Zijn liefde, Zijn almacht, ja tenslotte zelfs de ganse schepping, alsof hij die met één vinger zou kunnen vernietigen, omdat hij, zoals hij dikwijls zei, achter de trucjes van de oude God was gekomen en hij het zelfs ook tegen Mijn kracht durfde op te nemen en openlijke vijandschap tegen Mijn almacht durfde te verklaren -; en omdat Ik uit liefde het grote zwaard van Mijn toorn niet wilde trekken tegen een ellendige worm in het stof als de oneindigheid tegen een niets, dat nauwelijks onderscheiden kan worden vanwege zijn onuitsprekelijk kleine afmetingen tegenover Mijn eeuwige grootte en oneindige macht -, zei hij dus tegen iedereen dat Mijn zwakheid vrees zou hebben voor zijn kracht.
[19] Wat vind jij, Mijn knecht, van zo' n krachtige uitspraak?
[20] En zie, toch was deze nog niet zo lachwekkend, want die Mij heden ten dage bereiken zijn duizendmaal slechter dan deze was.
[21] Want kijk eens naar de wortel van jullie priesterdom! Als hij spreekt, de wereldheilige op zijn troon, dan moet Ik in alle ernst zwijgen en er ook voor oppassen met niemand te spreken; als hij er achter zou komen, dan zou Mijn gespreksgenoot zijn leven niet zeker zijn.
[22] Ik hoef ook de doorn in Mijn oog niet nader te bepalen, omdat jullie die zonder meer gemakkelijk kunnen vinden. Nog maar een korte tijd! - En nu weer ter zake!
[23] En zie, nu begon deze Thahirak, terwijl hij als de bliksem van mening veranderde, ook heel in het kort enkele geweldige slotwoorden tot de bijeenkomst te richten en zei: "Broeders, jullie die voor mij hier zo wijs en krachtig gesproken hebben, dat ik tot in de diepste grond van al mijn boosheid ben geschokt en ik mijn nietigheid en mijn bodemloze zwakheid heb aanschouwd en al het grote onrecht in al mijn doen en laten heb vernomen, - ik heb jouw wijsheid nodig, broeder Farak, niet om eerst hier op al mijn schandaligheden in te gaan, want zelfs een niet-wijze is het ambt en de functie die ik tot nu toe in de allersnoodste misdadigheid bekleedde voldoende bekend.
[24] Zie, ik ben te slecht om in jullie vergadering ook maar een woord ter verontschuldiging te uiten, maar ik wil slechts zoveel zeggen, dat ik een grondsteen van al het slechte onder jullie en het volk en Hanoch ben; daarom maak ik nergens enige aanspraak op, noch op een vorstendom, noch op slaven en noch minder op bedienden, maar laat mij maar hetzelfde ondergaan als wat er met vader Kaïn gebeurde. En zo zal de grondsteen van al het boze van onder het brokkelige bouwsel van alle misdaad uitgegraven worden, opdat het dan in elkaar zal storten en een beter gebouw van Faraks rechtvaardige wijsheid uit God, de Ware en Machtige, voor alle tijden duurzaam opgericht mag worden op deze afschuwwekkende plaats.
[25] Zie, broeders, dat is het enige loon, dat ik het meest van jullie allemaal verdiend heb, - en waarmee ik hoop geen onbillijke eis aan je gesteld te hebben, omdat ik nu wel weet dat de oude God geen genade en erbarming meer voor mij kan en mag hebben vanwege Zijn heiligheid, die ik alleen op onuitsprekelijke wijze geschonden heb.
[26] Hierbij heb ik mij voldoende uitgesproken en verwacht vol vertrouwen en deemoed een rechtvaardig en heel billijk, welverdiend oordeel van de goddelijke, rechtvaardige en sterke wijsheid van Farak!
[27] En als jullie mij mijn vrouwen mijn kinderen willen laten meenemen op mijn vlucht Kaïn achterna, laat dat dan jullie erbarmen sieren. En dus geschiede met mij volgens de wil van Farak, amen."
«« 28 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.