Over de goddelijke zegen op aarde

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 48 / 187 »»
[1] En toen nu Henoch op die manier zijn verontschuldigende rede had beëindigd, dankte Hij mij in stilte dat Ik hem zulke zinvolle woorden ingegeven had; daarna boog hij weer voor Adam en voor al zijn vaderen. Maar Adam en de vaderen stonden op en spraken een gezamenlijk amen uit en omarmden de anders zeer schuchtere Henoch - die weinig moed had ten overstaan van iemand iets naar voren te brengen, maar des te meer moed bezat Mij uit de onbegrensde deemoed van zijn hart bovenal in stilte lief te hebben en ook met alle kinderlijke liefde zijn vaderen te gehoorzamen - en zij dankten Mij uit volle liefde en sterk vertrouwen voor de genade dat Ik zo'n liefdevolle spreker over de liefde onder hen opgewekt had.
[2] Seth dankte vader Adam nog in het bijzonder voor het zegenen van Henochs tong en vroeg Mij ten aanschouwe van allen, om deze gezegende tong van Henoch voortdurend tot aan het einde van alle tijden bij al de nakomelingen van deze hoofdstam van de mensheid te laten bestaan.
[3] En allen zeiden amen; Adam zegende de wens van Seth en zei: "De Heer zal Zijn grote beloften gestand doen tot aan het einde der tijden; mogen tot aan het einde van alle tijden (23 dcc. 1840) al onze nakomelingen steeds dierbaarder voor Hem worden! Amen.
[4] Maar nu, lieve kinderen, ga onder mijn veelvoudige zegen en daardoor in de meest heilige naam van onze eeuwige, boven alles goede, liefdevolle Vader naar jullie woningen en laat je lichaam en je ziel en je geest in God rusten! En jij, Abel-Seth, vergeet je vader niet en breng mij mijn eten en drinken en doe dan onder mijn drievoudige zegen wat ik je kinderen aanraadde! Maar Henoch zal zolang ik leef in mijn huis wonen en uit de schaal eten waaruit ik eten zal, en moet daarvoor bereid zijn altijd mij en al zijn vaderen, broeders en zusters in de liefde van de geest uit God te dienen! En ga nu en doe wat jullie gehoord hebben! Amen."
[5] Meteen bogen zij allen voor Adam en gingen naar hun nabij gelegen woningen. Seth deed met hulp van zijn vrouw zijn plicht en Henoch haalde zijn legerstede uit zijn onaanzienlijke hut en bracht die voor de woning van Adam en tenslotte na het verrichten van een stille dankzegging in de woning van Adam. Daar was de oude moeder Eva, zover haar krachten reikten, hem behulpzaam om zijn rustplaats zo zacht mogelijk te maken. En toen alles aldus goed was gedaan, waren ook Seth en zijn vrouw, wel voorzien met spijs en drank daar reeds aanwezig en Seth dankte mij met een ontroerd hart voor de grote genade, die hem boven al zijn oudere broeders ten deel was gevallen om zijn ouders en de lieve Henoch, die hem voorkwam als een opgaande morgenster, van spijs en drank te mogen voorzien.
[6] En toen het avondmaal was genuttigd en het dankgebed uitgesproken, zei Adam nog tegen Seth: "Abel-Seth, je weet dat het morgen de zesde dag van de week is en dat overmorgen de heilige rustdag van de Heer aanbreekt! Bij het offeren zag ik graag al mijn kinderen uit jou en hun kinderen en kindskinderen hier verschijnen, en eveneens voorzover mogelijk ook zovelen van mijn kinderen, die de Heer mij na jou heeft gegeven!
[7] Dat moet hun morgen aangekondigd worden, ook aan diegenen die hun vrouwen uit de lagere gebieden gehaald hebben. Zij moeten zich reinigen om deze heilige plaats te betreden, waarboven de eeuwige Geest van alle liefde en wijsheid in alle waarheid, macht en kracht heeft gezweefd, en moeten zelf uit de mond van Henoch een nieuwe leer uit God vernemen. Die zal hun harten goed doen, zoals het ons hart goed deed, toen het met zulke oneindige verwachtingen uit de onmetelijke liefde van God aangevuld werd. Nu lieve Seth, heb ik je wat mij betreft voor vandaag en morgen met alles bekend gemaakt; al het overige zal je hart je openbaren, - en zo moge Gods genade alsmede mijn zegen je begeleiden! Amen."
[8] En voordat Henoch zich te rus te begaf, verscheen hij schuchter voor Adam en zei: "O vader der vaderen, zou je mij nog willen toestaan dat ik je met een klein verzoek lastig val; maar vergeef me eerst deze eigenmachtige vraag!"
[9] En Adam, sterk geroerd door zo' n bescheiden, deemoedige hartelijkheid, trok Henoch aan zijn borst en kuste en liefkoosde hem en zei tenslotte wenend van vreugde: "O Gij grote, meest heilige, bovenal goede Vader! Wat voor een heerlijke vrucht hebt U mij in Seth op de zo beweende plaats van Abel gegeven! Abel was een held in Uwen mijn ogen, maar de vrucht van Seth is druipende honing uit Uw eeuwige morgen! O heb dank, ja eeuwig dank voor zoveel genade en erbarmen!
[10] Zie toch mijn Eva, hoe goed onze God onze Vader is! Met wat voor schatten Hij ons verrijkt!" - Eva zei echter: "O Adam, over zoveel genade en liefde kan ik van overgrote vreugde niets anders doen dan wenen! Wij zijn het niet in het minst waard; want naast deze zeer grote vreugde ondervind ik ook de grote last die alleen tengevolge van mijn schuld op de diepten van de aarde drukt. O Kaïn, Kaïn, waarom moest je de aarde tot vloek worden?! O Adam, deze gedachte beneemt mij altijd de spraak van mijn tong, en nog wordt mijn vreugde door de doornen omwikkeld die in het paradijs mijn eerste tranen opgenomen hebben! O Adam, laat mij wenen en bidden!"
[11] Maar Adam zei: "O vrouw, wees rustig, laat God nu zorgen en doe wat van nut is voor je hart! En jij, mijn lieve Henoch, open je liefdevolle hart voor mij en vertel mij je vrome verlangen! Mijn hart, mijn oog en mijn oor hangen aan je gezegende lippen; daarom spreek als je wilt, wanneer je wilt en zoals je wilt en mij zal het altijd goed zijn! Amen."
[12] Nadat hij dat gehoord had, opende Henoch zijn hart en zei met gepaste openhartigheid: "0 vader van mijn vaderen, zegen mijn legerstede in jouw woning, opdat ook mijn ziel daar volkomen tot rust mag komen, waar de hoge moeder Eva al voor de rust van mijn lichaam heeft gezorgd!
[13] Want als het lichaam wil rusten, moet de ziel vrede hebben; anders rust het lichaam slecht en kan de geest zich intussen niet in de zelfbeschouwing en gelijkwording met zijn oervorm in God oefenen. Zoals de slaap als rust voor het lichaam een weldaad van God door de natuur is, zo is de vrede van de ziel die innerlijke, stille warmte van de eeuwige liefde waaruit de geest dan die stof zal bereiden, waarmee hij zich volledig zal ontwikkelen om daardoor te eniger tijd wederom een goed vat ter opname van de liefde en zodoende van het leven vanuit God te worden.
[14] O vader der vaderen, zie, het is geen geringe zaak die mij noopt mij tot jou te wenden en je om de zegen over mijn legerstede te verzoeken! Want er is niets in de wereld, dat niet uit het leven zou zijn en weer terugvoerend naar het leven ons de weg van het heil toont door het oneindige erbarmen van de eeuwige liefde en de onmetelijke genade. Maar de mensen moeten niet verzuimen om alles wat uit de liefde van God komt, vooraf te zegenen: de droomgezichten, de nacht, de legerstede, de rust en alles in haar en met haar. Dan zullen de droombeelden van de slaap aan de reine mens getrouw de werken van de liefde in de geest tonen en het zal voor hem gemakkelijk worden zichzelf te doorgronden; maar diegene die geen acht op de droomgezichten slaat en de zegen van zijn legerstede en daardoor de rust niet eerbiedigt, die lijkt op een blinde en dove en de liefde en het leven zullen zwijgend aan hem voorbij trekken.
[15] Maar indien ik niet in staat zou zijn het grote in het kleinste te zien, hoe zou ik dan daarna in staat zijn in het grote het oneindige te zien en in het oneindige de eeuwige Liefde en oneindige wijsheid, macht en kracht van Godzelf?!
[16] Vandaar, o vader van mijn vaderen, onthoud mij de zegen van mijn legerstede niet en geef mijn ziel vrede, opdat zij verheugd in de liefde van God zal mogen rusten om dan krachtig te getuigen van de grote genade in de geest en alle waarheid vanuit het eeuwige erbarmen. Amen."
[17] Toen Adam een dergelijk vroom verzoek had gehoord, liet hij zich naar de legerstede van Henoch leiden en zegende die driemaal. En toen hij het werk van het zegenen had beëindigd en weer op zijn plaats terugkwam, zei hij: " Henoch, het is geschied volgens de wens van je trouw aan God! Maar zie, als jij een dergelijke zegen nodig hebt, dan hebben wij die immers allemaal nodig en het zou voor mij beslist ook niet overbodig zijn; wie zal er echter mijn rustplaats zegenen?"
[18] Henoch antwoordde met alle liefde en eerbied: "O vader van mijn vaderen! De bergen zijn vol van jouw zegen en je rustplaats is door Hem aanschouwd, die je reeds had gezegend, nog voordat een menselijk oog omhoog gekeken had naar de lichte woningen van de grote, heilige Vader. Maar indien de heilige, grote Vader jou en alles wat Hij je heeft gegeven, gezegend heeft, wat zou het dan voor zin hebben van mij een zegening te verlangen, terwijl ikzelf nauwelijks een klein deel van jouw zegen vanuit God vertegenwoordig?!
[19] O, wees in alle rust uit God! Want de aarde zelf is je alleen onder de voeten geplaatst vanwege de grote overmaat van zegen uit en voor jou; daarom is ook je rustplaats reeds lang heel goed gezegend en is jou zodoende uit God een rust in vrijheid en een hogere vrede van je ziel vergund, terwijl mijn ziel slechts een ziel uit jou is en daardoor slechts een klein deel van de overvloedige zegen vormt, die jou rechtstreeks uit de hand van de eeuwige liefde van de meest heilige Vader ten deel viel. Vandaar dat je in volle vrede goed op de plek kunt rusten, die verlicht en keer op keer gezegend werd door de allerheiligste tegenwoordigheid van God onder ons allen! Zie, daarom hoef je je geen zorgen te maken over dat waar de Heer reeds lang voordien, nog voordat een zon de aarde verlichtte, voor gezorgd heeft!
[20] Maar Ik mag jou alleen maar bedanken voor de grote genade, dat je mijn legerstede gezegend hebt; maar jouw rustplaats met mijn hand te zegenen, 0 vader van mijn vaderen, dat zou de grootste vermetelheid zijn! Ofwel, hoe moet hij die niets heeft, aan hem iets geven, die reeds lang tevoren alles van God ontvangen heeft?!
[21] Zie, ik heb niets anders ontvangen dan de liefde en kan dan ook slechts deze teruggeven, zoals ik haar ontvangen heb! Maar de zegen is alleen aan jou gegeven en wijzelf zijn jouw zegen; laat daarom je ziel vanuit God in alle vrede rusten! Amen."
[22] Adam werd door deze rede geheel ontroerd, kuste de mond van Henoch driemaal en uitte daarna de volgende diepzinnige woorden: "O jij lieve Henoch! Zo sprak eens mijn zoon Abel ook, toen hij op de vlucht uit het paradijs mij en mijn zegen op zijn schouders droeg en deze mij in het land Euchip weer getrouw teruggaf.
[23] O Henoch, hoe langer ik je aanhoor, hoe bekender mij de toon van je woorden klinkt en het is alsof ik de zoete stem van mijn Abel hoor! Hoewel jouw lichaam niet het lichaam van Abel is, is toch jouw gestalte volkomen gelijk aan die van Abel en ook zijn de woorden, de liefde, de geest gelijk.
[24] O Gij grote, heilige Vader, de aarde zal nauwelijks tienmaal zo lang door mensen bewoond worden als ik haar heb bewoond en haar volgens Uw heilige wil nog lijfelijk zal bewonen; doch al leefde ik tot aan het einde, wat zou er op deze aarde nog aan te wijzen zijn, dat mijn hart meer zou zegenen dan wanneer U, O Jehova, mij mijn Abel weer terug zou geven?! Doch ook deze mij onmogelijk te vervullen schijnende wens is nu op zo'n heerlijke wijze vervuld! O Jehova, ik kan U niet genoeg bedanken voor die oneindige genade, dat U in Henoch mij mijn Abel en daarmee alle zegen weer teruggeven hebt aan mij, die U waardig hebt bevonden dat uit zijn geslachtslijn eens een telg voort zal komen, die als een grote, heilige broeder voor al mijn kinderen vanuit U zal zijn! O Jehova, neem genadig mijn diepe dank aan!
[25] En jij, moeder Eva, zie, niet voor niets maakte je met vreugde Henochs legerstede zacht en donzig; want degene die je zeshonderd jaar lang beweende, is ons in Henoch nu weergegeven! Verheug je daarom met mij; want zie, hij zal nooit sterven, maar indien hij langer dan wij op aarde zal blijven, dan zal hij weer zoals hij gekomen is en zoals hij nu is, daarheen terugkeren vanwaar hij gekomen is! Daarom verheug je met mij, Eva! - En jij, Henoch zeg mij, is het niet zo?"
[26] En Henoch zei: "Ja, vader Adam, mijn vlees is uit Eva en mijn ziel uit jou en mijn geest uit God! Waarom zou ik niet degene kunnen zijn die jij hebt gezegend, of Abel of jouw gezegend zaad, omdat mijn geest en Abels geest toch een en dezelfde geest vanuit God zijn! Daarom rust zacht in God in de vrede van je ziel en ook jij, lieve moeder Eva! Amen."
«« 48 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.