Jareds vreugde over zijn zoon Henoch

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 51 / 187 »»
[1] En zie, zoals Adam hem had geboden, ging Henoch toen al datgene waarop Adam hem had gewezen, nauwkeurig bekijken.
[2] Maar toen hij bij de nabijgelegen woning van Seth kwam, bleek dat deze nog sliep en hij waagde het niet hem te wekken, omdat Seth na Adam een zeer gezegende vader voor hem was. En toen hij vervolgens zijn blik onderzoekend op de met sterren bezaaide hemel richtte om aan de sterkte van de ochtendschemering het tijdstip van de zonsopgang te meten, zie, toen kwam Jared naderbij, zegende Henoch en zei tegen zijn zoon:
[3] "Mijn zoon, kijk, ik kon heden van vreugde niet slapen, omdat jij in de ogen van God zoveel genade gevonden hebt! Want niemand, behalve Seth, zou uit heilige schroom ooit gewaagd hebben na zonsondergang de geheiligde woning van Adam te betreden, - en jij mag er nu zelfs in wonen! En dat nog temeer, omdat wij allen gisteren nog oog - en oorgetuigen waren van de onmetelijke genade, die deze woonstede vanuit de allerhoogste hoogte van God te beurt gevallen is!
[4] O mijn dierbare zoon, zie, mijn vreugde is zo groot, dat ik maar ten dele aan je tonen kan hoezeer mijn bovenmate verheugd dankend hart daarover in liefde ontstak; ja, het gevoel komt in mij op, dat ik iedere boom liefkozend moet omarmen en zijn bast kussen, ja, de sterren zelf lijken mij vandaag heel dichtbij en ademen mij louter liefde tegemoet!
[5] O Henoch, zie, ik ben bevangen door vreugde en liefde en mijn tong siddert van zaligheid, zodat ik niet meer in staat ben met je te praten! Vertel me alleen maar wat jou reeds zo vroeg uit de geheiligde woning van onze aartsvader gelokt heeft!
[6] Want jij kunt niet naar buiten gedreven zijn door hetgeen mij verhinderde te slapen! Want wat voor me staat is mijn vreugde en genade, - jij echter bent in de vreugde en de genade; zie, dus moet je door een hogere wil geleid worden! O Henoch, mijn dierbare zoon, verzwijg me niet het heiligdom dat in jouw hart gelegd werd; want wat je in je hart draagt en waarnaar je je richt, is en kan niet gering zijn! O verberg het niet voor mij, jouw vader!"
[7] Toen de vrome Henoch dat had gehoord, bleef hij staan en zijn vader voor zijn zegen dankend en hem liefkozend, zei hij het volgende:
[8] "O lieve vader Jared, je kent je zoon immers, al het zijne is toch ook het jouwe, omdat ik niets heb wat ik niet tevoren van jou ontvangen heb. En mijn liefde is van jou afkomstig en mijn vreugde is jouw zegen en door mijn ogen kijkt een ziel vanuit jou en jouw bloed stuwt door mijn aderen en al mijn organen zijn vanuit jou. En zo heb je ook mij steeds over God en Zijn liefde onderwezen en maakte je mij opmerkzaam op Zijn genade en zie, daarom is heel mijn doen en laten jouw werk door de grote genade van boven en alles wat ik doe is je niet onbekend; maar zie, degene die mij nu uitgezonden heeft is meer dan jij of ik: het is ons aller aartsvader Adam! Waarom hij mij hierheen heeft gestuurd moet in de eerste plaats alleen hij weten, omdat hij onder ons allen de eerste op aarde is en omdat wat hij mij toevertrouwde noch het mijne noch het jouwe, maar het zijne is.
[9] Vandaar, mijn vader, zou je het ook niet eerder mogen vragen, dan tot je het van diegene vernemen zult van wie het is, opdat die het dan van bovenaf zal geven aan allen die er behoefte aan hebben.
[10] Spoedig zal hij naar buiten komen en dan zul jij bij zonsopgang ook alles te weten komen!"
[11] En terwijl Henoch nog sprak, zie, toen kwam ook Seth al uit zijn woning en kreeg beiden in het oog. Hij ging naar hen toe en zegende hen terstond. Zij bogen vol eerbied en dankbaarheid voor hem. Meteen vroeg Seth aan Henoch waarnaar ook Jared reeds eerder had geïnformeerd, maar hij kreeg even weinig uit Henoch als Jared daarvoor. Seth verwonderde zich erover dat Henoch zo gesloten was en Henoch antwoordde hem:
[12] "Vader Seth, je bent een gezegende zoon en plaatsvervanger van Abel en je weet dat je God en Adam tot vader hebt en je staat hen nader dan mij en mijn vader Jared! Heeft hij je niet al het zijne gegeven, zodat het nu het jouwe is?! Maar als Adam mij er op uitgestuurd heeft om dat wat hem na aan het hart ligt uit te zoeken, zie, hoe kun je dan van mij verlangen dat ik het aan jou eerder zou geven dan aan hem, wiens hart mij dringend verzocht dat voor hem bijeen te brengen, opdat hij dan in de morgen iets zou hebben om als vader aan jullie allen te geven?!
[13] Zie, alles wat van mij is kun je immers zonder voorbehoud hebben, want het was reeds lang tevoren van jou, voordat het van mij was; maar Adam heeft iets voor op ons allen en zodoende moet hij het ook als eerste ontvangen, opdat hij het jou en ons allemaal weer terug kan geven. Zie, de zon gaat bijna op, de maan snelt bleek zijn ondergaan tegemoet en de sterren verlaten het grote schouwtoneel van de nacht, vader Adam staat al voor de open deur van zijn woning en wacht met ongeduld op me; heb daarom nog een weinig geduld, dan zullen jullie weldra datgene ontvangen waarvoor ik zo vroeg uitgezonden werd om het bijeen te brengen!"
[14] Na deze woorden liet Henoch zijn vaderen alleen en ging snel naar de woning van Adam. Hij wierp zich voor de hut op de grond en dankte Mij in het stof om tenslotte op te staan, omdat Adam hem geroepen had. Eerbiedig trad hij de woning binnen en deed nauwkeurig verslag van hetgeen hij precies had waargenomen.
[15] En toen Adam het getrouwelijk uit de mond van Henoch had vernomen, stond hij meteen op en zei eerst tegen Eva: "Eva, mijn trouwe vrouw, rust zacht in Gods genade tot ik terugkom; Henoch zal mij heen en terugbegeleiden; reeds wachten de kinderen overal in de bergen met ongeduld op mijn zegen. - En jij, mijn geliefde Henoch, leid me op de heuvel in de richting van de morgen, zodat mijn zegen niet later dan de stralen van de ochtendzon tot al de kinderen op de bergen zal komen. Dat geldt ook voor degenen die als herders de kleine vlakten tussen de bergen bewonen; dat de Heer hen in de diepte nog een tijd lang moge verschonen van Zijn strenge oordelen! Laten we nu voortmaken! Amen."
«« 51 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.