Seths troostende woorden

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 69 / 187 »»
[1] En zie, toen de kinderen zulke woorden uit de mond van Adam hadden gehoord, sloegen zij zich op de borst en weenden bittere tranen van berouw, zodat zij nauwelijks te kalmeren waren. Want zij zagen nu wel in wat zij verloren hadden; maar zij zagen geen uitweg om het verlorene weer terug te krijgen en zij waanden zich reeds volledig veroordeeld.
[2] Toen Adam nu hun diepe berouw zag, zei hij tegen Seth: "Luister, mijn geliefde zoon, sta op, doe je mond open en verhef hun harten vol vrede en liefde tot Jehova! Amen."
[3] En onmiddellijk stond Seth op en begon de hier volgende zeer gedenkwaardige woorden tot hen te spreken: "Luister, kinderen, die hier voor onze ogen en oren terechte tranen van berouw wenen! Onze God en heilige Vader is weliswaar een zeer rechtvaardige God, maar ook een met alle liefde vervulde Vader vol van erbarmen. Bedenk, dat wij geen handeling kunnen uitvoeren, waar God zich als God zorgen over maakt en Hem tegen zou kunnen staan; want wat is er in de grond van de zaak voor een verschil tussen het vernietigen van een zonnestofje of van een wereld?!
[4] Met betrekking tot God is zowel het ene als het andere een volkomen niets, - zoals ook wij allen tezamen niets zijn tegenover Hem. Hoe echter kon of wilde het niets iets aandoen aan het niets, dat ten opzichte van God iets belangrijks zou kunnen voorstellen,
[5] Evenals het ons ook niet raakt wat die bijna geheel onzichtbare diertjes doen onder een rottend minuscuul blaadje dat door een zacht briesje van het mos weggevoerd werd en met een daaraan hangend dauwdruppeltje in zee viel! Toch staat deze vergelijking in bijna geen vergelijk met hoe oneindig veel minder een hele wereld, met ons erbij, voorstelt ten opzichte van God. En zo zijn wij en al ons doen en laten zo goed als helemaal niets tegenover God.
[6] Maar luister! Juist deze God heeft iets, dat Hem zeer ter harte gaat en dit ene is nu juist Zijn eigen, eeuwige liefde zelf, waardoor wij - en alle dingen ten behoeve van ons - ontstaan zijn. Door en in deze liefde is God onze Vader en zijn wij Zijn kinderen. In deze liefde bekommert Hij Zich met evenveel zorgvuldigheid om zowel het minst beduidende alsook om het allergrootste; en zo maakt ook in Zijn zorgende liefde voor alle dingen Zijn onmiskenbare goddelijkheid en vaderlijke liefde zich bekend.
[7] Vandaar dat het Gods liefde ook niet onverschillig laat of wij zus of zo handelen. Als wij weliswaar de Liefde op zich beschouwen, dan is het daar zo mee gesteld, dat zij blind is voor alle handelingen van haar kinderen, net als een tedere moeder dat is ten opzichte van haar zuigeling; maar God zou zonder liefde geen God zijn en de Liefde zou zonder God geen Liefde zijn. En zo zijn God en Zijn liefde één wezen en is God machtig in Zijn liefde en de Liefde heilig door God. En deze aldus enige God is alles tezamen genomen onze meest liefdevolle, heilige Vader, zoals wij Zijn kinderen zijn, volkomen naar Zijn evenbeeld, omdat ook wij een hart en daarin een geest van de liefde hebben, evenals in ons gehele wezen een levende ziel met een volledig verstand woont en ook het verstand op zich gelijk is aan het wezen van God en de liefde van de geest in het hart met haar vrije wil gelijk is aan de liefde in God. En wanneer uit de ziel en uit de geest door de vrije wil het wezen één geheel wordt, dan gelijken ook wij in alles volkomen op God en zijn bijgevolg eerst dan Zijn kinderen.
[8] Zoals evenwel God voor ons alleen in de liefde God is en ons aller liefdevolle, heilige Vader, zo kunnen ook wij slechts in de liefde Zijn kinderen worden. De vereniging van God met Zijn liefde is echter gelijk aan de gehoorzaamheid. Als wij nu in ons lichtzinnige verstand de bewust waargenomen dringende verzoeken van de geest gehoorzamen en zodoende het licht met de liefde verenigen, dan worden wij daardoor kinderen van de liefde vol wijsheid, vol van het eeuwige leven en God welgevallig.
[9] Dus, lieve kinderen, zie: omdat jullie vanuit je lichtzinnige verstand ontrouw geworden zijn aan je innerlijke liefde uit God in je, werden jullie ongehoorzaam in je ziel als je heiligdom, en dus ook aan de liefde in God. Je liefde heeft zich toen teruggetrokken; jullie leefden alleen in je ziel, strevend naar uiterlijke expansie (indien het mogelijk zou zijn tot in het oneindige). Oordeel nu zelf en zeg me wat vaster is: een zich naar alle kanten uitbreidende nevel, zelfs wanneer zijn vluchtige grootte hele werelddelen omhult, of een klein, rond, op een dauwdruppel lijkend doorzichtig steentje! Zie, daarin ligt de reden van je angst en de grond van je blindheid!
[10] Is dat steentje niet zodanig vast, dat niemand in staat is het te verbrijzelen en weerstaat het niet iedere storm, iedere druk, iedere slag?! Ja, jullie zagen weliswaar de tijger een machtige stier in één ogenblik in kleine stukken scheuren; maar waarlijk, als deze tijger op een steentje nauwelijks groter dan een ei zou hebben gebeten, dan zou het met zijn ergste wapen gebeurd zijn! En als hij het in zijn geheel zou hebben ingeslikt, dan zou hij zijn dood verslonden hebben en gedurende zijn ontbinding zou het steentje ongeschonden gebleven zijn!
[11] Zie kinderen, dat steentje lijkt op de mens in zijn gehoorzaamheid, maar de nevel op de zuivere, op het uiterlijk gerichte verstandsmens! Gebeurt het niet zo, dat wanneer de wind de nevelen bijeendrijft zich daaruit waterdruppels vormen en wanneer verscheidene en vele van die druppels tezamen vloeien, zij tenslotte een meer vormen?! Indien in de diepte het grote gewicht van de watermassa een zeer grote druk uitoefent, dan grijpen onder invloed van zo'n druk uiteindelijk zijn deeltjes ineen en vormen een doorzichtige steen, die dan een vaste stralende steen, gelijk een diamant, is en een groot symbool van de terugkerende gehoorzaamheid door het ware berouw.
[12] Zie, jullie zijn door je ongehoorzaamheid tot een nevel geworden! Maar er kwamen allerlei winden en duwden en verontrustten je van alle kanten. Jullie ondervonden de druk en huilden tranen van smart. Zie, dat is de regen! Maar het is niet genoeg dat je net als de enkele druppel tot water werd, maar jullie moesten een meer vormen in je berouw. Dat zijn jullie nu geworden. Dat drukt je nu weliswaar meer dan vroeger in de diepte van je leven; maar luister en kijk en begrijp het goed: juist door deze huidige, laatste druk heeft je tweevoudige leven net als de waterdeeltjes zich weer aaneengesloten en heeft zich een nieuwe steen des levens van de ware wijsheid in je gevormd. Wees daarom blij en vol goede moed; want wij zijn niet gekomen om jullie te verderven, maar opdat jullie een nieuw leven in de ware liefde tot God, ons aller, meest heilige Vader, zullen krijgen. Amen."
[13] (N.B. Luister, dat is de zogenaamde steen der wijzen, die de wereld nooit in staat is te vinden, noch ooit zal vinden!)
«« 69 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.