Het vertrek van de patriarchen naar de kinderen van de avond

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 77 / 187 »»
[1] En meteen stelden zij zich op zoals Adam verlangde en gingen op reis naar de kinderen die in de avond woonden.
[2] En elk van hen offerde zijn hart aan Mij en loofde Mij in stilte, zowel diegenen die vertrokken alsook de achterblijvende kinderen van de middag.
[3] En de achterblijvende kinderen van de middag bogen voor de hoofdstamouders en dankten hen voor zo'n blijde boodschap en prezen Mijn naam en loofden Mijn liefde uitbundig en werden met vreugde vervuld over Mijn grote erbarmen.
[4] En zie, onder zulke goede omstandigheden scheidden hier de eerste mensen der aarde van hun kinderen.
[5] De weg van de middag tot aan de avond was een zeer indrukwekkende - dat wil zeggen, alleen vanuit menselijk oogpunt bezien! -; zij was bij uitstek datgene wat jullie met de uitdrukking 'romantisch' aangeven.
[6] Vanwege de grote, heden ten dage nergens meer aan te treffen zeldzaamheid, wil Ik jullie haar wat nader onder ogen brengen; let dus op en beeld het in je hart uit!
[7] De streek waardoor de weg naar de avond leidde, heeft er zo uitgezien: stel je zeven in één lijn opgestelde kegels van een grijsblauwe kleur voor, elk van hen zevenduizend voet hoog en onderaan met een doorsnee van een zevende mijl! Denk je dan in, dat de ene kegel bij de andere aansloot, alsof iemand dergelijke kegels zodanig naast elkaar had willen zetten dat zij elkaar aan de voet zouden aanraken!
[8] Zoals de zeven kegels in één front naast elkaar staan, zo - stel je dat voor! - staan er achter iedere kegel nog tien, in steeds afnemende afmetingen en met verschillende kleuren. Uit de top van iedere kegel ontspringt een fontein van zuiver water. Voor het hoofdfront op een afstand van ongeveer honderd klafter* (* 1 klafter = 1,90 mtr), loopt een rechte weg, die zo'n duizend voet hoger dan de voet van de kegels over een kaarsrechte bergrug loopt waarvan de noordzijde begroeid is met de mooiste palmen, populieren en platanen; maar aan de zuidzijde is er buiten de genoemde groepen stenen kegels met hun als sterke winden ruisende watervallen, niets anders te zien dan een kale, hier en daar met kort gras en mos begroeide steenachtige bodem.
[9] Welnu, dat is dan een korte beschrijving van de weg van de middag in de richting van de avond! Denk je dan nog de onbeschrijfelijke uitwerking in die door de stralen van de zon wordt voortgebracht, wanneer deze in de talloze waterbogen breken en bovendien ook nog door de openingen tussen de kegels de bontste kleurenpracht van de erachter staande rijen kleinere kegels heen schemert. Dan hebben jullie kort samengevat alles waardoor je je een tamelijk duidelijk beeld kunt vormen van dit gedeelte van de weg in de richting van de avond.
[10] Ook deze weg was een lievelingsweg van Adam. Hij wandelde hier graag, in het bijzonder op zeer warme dagen, omdat er steeds koele winden waaiden en bovendien wekte deze aanblik bij hem ook steeds grote zielsverrukkingen uit vroegere tijden. Wanneer hij dan daarvandaan terugkeerde, sprak hij met zijn kinderen in zeer verheven woorden over Mijn liefde, genade, wijsheid, erbarmen, heiligheid, grootte en macht; en vandaar dan ook, dat hij deze weg 'De beschouwing over de zeven machten uit de eeuwigheid van de grote God Jehova' noemde.
[11] Toen nu de vaderen bij deze weg aankwamen en geleidelijk aan tot bij de middelste kegel liepen, liet Adam de tocht enige tijd onderbreken om zich een weinig aan het indrukwekkende natuurtafereel te kunnen wijden.
[12] En meteen gingen alle kinderen zitten en verlustigden zich in het machtige gebeuren van de luid razende dode natuur.
[13] Na een korte pauze, waarin er veel over Mij werd nagedacht, wendde Adam zich tot Asmahaël en vroeg hem: "Asmahaël, vertel ons eens wat je van dit schouwspel vindt en hoe dit je bevalt!"
[14] Asmahaël keerde zich vol eerbied tot Adam en zei: "O vader der vaderen der aarde! Je vraagt hier aan de zwakke, terwijl er aan de sterksten al te groots en te veel wordt aangeboden; maar als ik de hoge en steile, met water bevloeide, spitse zuilen uit lichtblauw gesteente bekijk, gevormd door de machtige vinger van de eeuwige God, dan denk ik in mijn hart: voor de grote is het grote niet groot en voor de kleine heeft het grote geen nut! Wat moeten bergen dan wel voor een betekenis hebben voor een mug?! Wat voor nut hebben de vingers van onze handen voor een vlieg?!
[15] En als ik dit machtige schouwspel hier bekijk, 0 vader der vaderen der aarde, dan bespeur ik heel duidelijk dat alleen het grote de groten kan dienen; maar de vlieg moet genoegen nemen met een zoemend paar luchtige vleugels!
[16] Vaderen, grote en machtige kinderen van de Hoogste! Dergelijke grote en heerlijke dingen zijn door de machtige vinger van de Godheid voor je gevormd, - jullie kunnen ze gebruiken, begrijpen en roemen; voor mij zijn de oneffenheden op de rug van een vlieg zo groot als bergen.
[17] O vaderen der vaderen der aarde, hetgeen ik nu gezegd heb is alles wat ik in staat ben te zeggen; O leer mij het anders te zien en indien mogelijk zulke grootsheid der dingen geestelijk te begrijpen! Amen."
[18] Toen Adam dergelijke deemoedige bescheidenheid had vernomen, verheugde hij zich daarover en zei, zich tot de overigen wendend:
[19] "O lieve kinderen, luister! Asmahaël komt mij voor als een sinds lange tijd braakliggend veld, dat weliswaar gedurende het braak liggen geen vruchten gedragen heeft - want het was slechts een braak liggend veld -, maar wanneer goed zaad op zijn aarde gezaaid wordt en vervolgens diep wordt ondergewerkt, is het verheugend hoe zo'n akker in korte tijd honderdvoudige vrucht voortbrengt.
[20] Dat lijkt mij het geval te zijn bij Asmahaël; want hij is nog maar enkele uren in ons midden, maar met uitzondering van onszelf, zou hij zeer wel in staat zijn alle andere kinderen op de hoogte te beschamen!
[21] Luister, lieve kinderen! Indien de armen uit de diepte samen ook maar enigszins de vruchtbaarheid van Asmahaël benaderen, waarlijk, dan zou het eeuwig zonde en jammer zijn dat wij hen niet te hulp zouden komen!
[22] Daarom zullen wij met Gods machtige bijstand ons heden in mijn woning beraden wat er in dit opzicht te doen valt.
[23] De Heer moge ons echter behoeden voor enig eigenmachtig optreden! Amen."
«« 77 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.