Goddelijke en menselijke wetten

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 99 / 187 »»
[1] Hierna brachten de kinderen weldra verfrissingen en versterkingen voor het lichaam, die uit allerlei fruit en oud en nieuw brood bestonden. Maar Adam wilde er niet van eten, omdat zijn gehemelte nog door de in de middag gedane gelofte was gebonden en daarom raakte hij alles slechts zegenend aan; hetzelfde deden ook alle overigen.
[2] Maar omdat de honger hen allen reeds tamelijk sterk had aangegrepen, zodat zij - Henoch niet uitgezonderd - met zichtbare begeerte en heimelijke eetlust de vruchten en het brood aanzagen en het hen enige zelfoverwinning kostte zichzelf te verloochenen en de gelofte niet te breken, vroeg Asmahaël aan Adam:
[3] "Luister Adam! Wie heeft jou en je kinderen opgedragen te vasten? Waarom eet je niets van de vruchten terwijl je toch honger hebt en waarom eten je kinderen niet als zij honger hebben?
[4] Heeft Jehova jullie dat aangeraden? Welke dienst denk je God te bewijzen als je om jezelf te straffen vast en tegen je eigen natuur ingaat? Vertel me eens en overweeg het van tevoren bij jezelf of het God kan behagen, als een mens die het nog nooit zo ver in zelfverloochening heeft gebracht om ook maar één van Gods geboden getrouwen voor alle tijden in acht te nemen, zich uiteindelijk, omdat hij te zwak was om zich aan een makkelijk goddelijk gebod te houden, daar bovenop nog een eigen, veel zwaarder gebod oplegt. Het in acht nemen daarvan wordt dan tenslotte voor hem onmogelijker dan honderd goddelijke geboden, die toch altijd met de natuur van het schepsel ten nauwste samenhangen, omdat God zijn schepselen nooit meer te dragen zal geven en ook ooit kan geven dan hun natuur in staat is te dragen, omdat Hij het allerbeste inziet waartoe Hij uit Zich een schepsel in het vrije bestaan riep en liet zijn! Luister, beslist niet omdat het schepsel door lichtzinnige veronachtzaming van de goddelijke ordening om het weer goed te maken zichzelf wetten voor zou schrijven die het uit eigenliefde al veel eerder berouwt, nog voordat de tot overtreding uitnodigende verzoeking erbij gekomen is. Maar Hij riep dat schepsel in het vrije bestaan, opdat het zal leven volgens de goddelijke ordening en zal eten en drinken volgens de dwingende behoefte van zijn lichaam en God zal erkennen en Hem bovenal liefhebben en zijn medemensen als kinderen en broeders lief zal hebben als zichzelf, en vanwege de liefde zeg Ik, de vreemden tienmaal meer dan zichzelf en dan de kinderen van zijn eigen vlees.
[5] Zie, dat is alles wat God van jou en van jullie vergt en Hij geeft je geen ander gebod dan dat van de liefde, waaraan alle lof, alle prijs en alle dankbaarheid ten grondslag ligt, welke grondslag op zichzelf beschouwd alleen de ware erkenning van God en daardoor ook van het eeuwige leven zelf is.
[6] Maar als je je bindt, terwijl God je verlost om eeuwig vrij te zijn, ben je dan geen dwaas dat je je best doet het werk der verlossing van de eeuwige Liefde te bemoeilijken en dat je jezelf door je eigen dwaasheid misvormt, in plaats van je in Mijn liefde, erbarmen en genade waarlijk vrij te maken?! Verlos jezelf daarom van de band van je dwaasheid en eet en drink, opdat God je kan helpen met datgene wat in je is en tegen Zijn ordening indruist!
[7] Daarom zeg Ik: wee in de toekomst de geloftemakers! Zij zullen een dubbel gericht ondergaan: het ene uit Mij en het andere uit henzelf vanwege Mijn gebod, dat zij niet gehouden hebben en omdat zij Mijn ordening weerstreefden, wilden zij om Mij te behagen, door een nog grotere dwaasheid de eerdere dwaasheid weer goed maken. Luister, aldus spreekt de Heer en aldus spreek Ik met de mond en de tong van de Heer:
[8] Indien je Mij een Mij welgevallige gelofte wil doen, beloof dan in je hart dat je niet zondigt en dat je geen andere gelofte meer aflegt dan: in het vervolg niet meer te zondigen.
[9] Wie van jullie kan echter zeggen: 'Luister, Mijn God en Heer, voor U zal ik niet meer zondigen!'
[10] Zie, zoiets vermag je niet over jezelf te zeggen, omdat je vrij bent; hoe wil je het dan wel aanleggen als je jezelf tegen Mijn wil een ondraaglijk juk op de schouders legt, dat je terneer drukt en stom maakt ten opzichte van de goddelijke wet van de liefde en alle levensvrijheid in haar en buiten haar?!
[11] Luister, eet en drink daarom en bedenk in je hart dat God aan jouw dwaze dienstbaarheid geen vreugde ondervindt, maar alleen aan je liefde en vrijheid! Luister, Adam, dat spreekt de Heer uit Zijn mond met Zijn eigen tong; eerbiedig dat en wees vrij! Amen."
[12] Na deze woorden vol genade greep Adam, terwijl hij hardop dankte, loofde en prees, meteen naar de vruchten en het brood en at en dronk en beduidde de anderen hetzelfde te doen. En allen aten en dronken en hun lichaam werd gesterkt en ook hun geest, waarvoor ze dankbaar waren.
[13] En toen zij zich door Mijn zegen hadden versterkt, stonden zij op en dankten Mij in hun hart en waren vol vreugde. En Adam zei:
[14] "O mijn grote God en Heer, ik wil U graag 'Vader' noemen! Het vroegere grote, mooie paradijs was rijk aan alle vreugden van het leven; maar deze hielpen mij niet. Omdat ik rijk was, heb ik mij van U verwijderd; U nam mij mijn rijkdom af en begiftigde mij daarvoor in de plaats met allerlei armoede. O Heer, pas nu dank ik U daarvoor en zeg hardop:
[15] Indien U, mijn God, mij duizend paradijzen zou hebben gegeven, waarlijk, dan zou ik ellendiger zijn dan een worm in het stof; want ieder woord van U is immers meer waard dan duizend aarden met elk tienduizend paradijzen!
[16] O Heer, Uw woord en Uw heilige wil is het ware paradijs van het leven! 0 Heer, laat mij eeuwig in dit paradijs zijn! Amen."
[17] Na deze dankzegging van Adam begonnen echter Enos, Mahalaleël, Jared en ook moeder Eva bij zichzelf te denken: "Hoe komt het toch, dat Adam voor het eerst zijn gelofte verbrak en at en dronk? En als hij nu spreekt, dan spreekt hij alsof God in levende lijve voor hem stond!"
[18] Adam werd verlicht en hij zei: "Verwondert jullie dat, vraag dan bij jezelf: 'Waarom verwondert ons dan ons eigen leven niet?' En het antwoord zal zijn: 'Omdat God ons nu nader is en altijd zal zijn dan ons eigen leven; want nu leven wij allen in Hem!' Hoor dat! Amen, amen, amen."
«« 99 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.