De reddingsdaad van de ijlbode Lamel. Het relaas van het geredde meisje over de gruwelijkheden in Hanoch

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 111 / 280 »»
[1] Na deze woorden dankte Horadal de hoge Abedam nogmaals en daarna wendde hij zich tot de tien aanvoerders en zei tegen hen:
[2] Ga nu heen in naam van de Heer en zeg tegen het volk dat zij de Heer danken en zorgen dat ze daarna reisvaardig zijn, zodat wij nog voor zonsondergang op kunnen breken in naam van onze Heer en grote God, die een ware, heilige, liefdevolle Vader is! Amen.'
[3] En dadelijk gingen de tien aanvoerders naar het volk en deden hetgeen Horadal hen opgedragen had volgens de wil van de Heer.
[4] In één minuut tijd waren allen reisvaardig; maar toen Abedam Kisehel en Sethlahem opdroeg om nu het volk naar het eerder genoemde land te leiden, zie, toen kwam tezelfdertijd Lamel als een ijlings vliegende vogel nabij gesneld, een meisje op zijn sterke armen dragend!
[5] Toen hij bij Abedam aankwam viel hij op zijn knieën voor Hem neer, zette het meisje op de grond en begon in alle liefde en deemoed te spreken, nadat hij tevoren Abedam met een nederig hart voor de goed gelukte uitvoering van het buitengewoon zware werk gedankt had.
[6] En zo luidden zijn woorden: 'Allerheiligste, liefdevolle Vader! Met Uw almachtige, heilige hulp heb ik het werk dat U mij in mijn hart hebt opgedragen tot een gelukkig einde gebracht.
[7] Van al diegenen die U mij in mijn hart aangewezen hebt om ze in Uw allerheiligste naam te redden, bleef er niet één achter.
[8] Maar, o heilige, liefdevolle Vader, zie, dit meisje vond ik weliswaar niet in mijn hart, maar ik heb haar eenzaam wenend bij een brede beek aangetroffen!
[9] Ik vroeg haar in die treurige toestand: `Arm kind, wat scheelt eraan, dat je zo bitter huilt en als vertwijfeld je haren uitrukt?'
[10] Het arme wezen zuchtte diep; en toen ze na een poosje tot zichzelf was gekomen, vertelde ze het volgende:
[11] `Grote man, ter wille van de grote God die de hoge verslagen broers van die uiterst wrede Lamech nog aan mijn ouders verkondigden, vraag ik je om naar mij, het allerarmste kind van de aarde, te luisteren!
[12] En als je mijn ontzettende nood eenmaal in het kort en volledig vernomen hebt, heb dan erbarmen met mijn nog jonge leven en dood me!
[13] Luister nu; dit is mijn treurige levensverhaal: Mijn ouders waren ondanks het vreselijke verbod van de grootste aller tirannen toch heimelijk trouwe aanhangers van de grote Farak en geloofden aan de door hem verkondigde grote, almachtige God.
[14] Een boze geest moet dat echter aan Lamech verraden hebben! Deze liet mijn lieve ouders onmiddellijk door wrede beulsknechten halen; alleen mij als het enige kind liet hij in huis.
[15] Het duurde niet lang of deze beulsknechten brachten mijn arme ouders weer thuis. Hier moesten zij zich meteen ontkleden. Toen zij daar nu beiden geheel naakt stonden, bleek en sidderend over hun hele lichaam, grepen die beulsknechten eerst mijn arme moeder en legden haar op de grond neer; toen grepen zij haar zachte handen, strekten die strak gespannen op de grond uit en sloegen dikke spitse nagels door haar handpalmen.
[16] Hetzelfde deden zij ook met haar voeten. Het luide schreeuwen van de pijn ging aan de oren van die onmensen voorbij !
[17] Toen ze met mijn moeder klaar waren, deden ze ook bij mijn vader wat zij mijn arme moeder aangedaan hadden.
[18] Na deze ijzingwekkende handeling schoven zij een ruwe steen onder de rug van mijn moeder, zodat zij daar lag als een strakgespannen snaar op een klankbord, om vervolgens hun waarlijk satanische zinnelijke lust te bevredigen!
[19] Na het plegen van deze gruwelijkheden sneden zij eerst hun beider buiken open, namen mij toen in hun midden en dwongen mij de ogen van mijn ouders uit te steken, en daarbij voortdurend de god Lamech te loven.
[20] Op dat moment zakte ik bewusteloos in elkaar en werd hierheen gebracht, en zoals je ziet, aan deze paal vastgebonden om van de honger om te komen.
[21] Wat er verder nog met mijn arme, hoogst ongelukkige ouders is gebeurd, weet ik niet meer; maar zoveel is zeker, dat zij nog meer gemarteld zijn en tenslotte met huis en al verbrand!
[22] Nu weet je alles, en kun je met me doen wat je wilt; maar laat me alleen niet in leven!'
[23] Zie, heilige Vader, door dit verhaal kwam het dat ik één kind meer dan er in mijn hart geteld waren hiernaartoe heb gebracht!
[24] Want nog nooit heb ik zo'n groot medelijden voor iemand gevoeld als voor dit arme kind!
[25] Daarom zult U het mij vast wel vergeven dat ik meer gedaan heb dan U mij opgedragen had; want wat ik daardoor aan een gewisse ondergang ontrukt heb, heb ik U hier immers getrouw ten offer gebracht.
[26] O Vader, neem dat genadig aan!' Abedam boog Zich onmiddellijk voorover naar Lamel, hief hem van de grond op en zei tegen hem:
[27] 'Lamel, Ik zeg je, zie, met dat wat je deed, heb je meer gedaan dan je ooit in je hele leven gedaan hebt!
[28] Maar laten wij eerst het gehele volk laten vertrekken naar het voor hen bestemde land, pas dan zal Ik Mij tot dit arme kind wenden! Het moet eerst enigszins tot zichzelf komen; en dan zal Ik het het beste doen voor haar en voor jou! Amen.'
«« 111 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.