De vier twijfelaars uit de streek van de middag. Henochs woorden als schijnbare godsloochenaar en hun uitwerking

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 160 / 280 »»
[1] Na deze woorden riep Abba Henoch bij Zich en beduidde alle anderen ook goed te luisteren naar wat Hij Henoch nu in het kort zou toevertrouwen.
[2] En Henoch spoedde zich naar Abba en alle anderen spitsten hun oren en openden hun harten zover mogelijk.
[3] Abba begon de volgende zakelijke woorden tot Henoch te richten en zei: 'Henoch, luister, en laat allen het vernemen, maar laat niemand van jullie zich eraan stoten!
[4] Er zal dadelijk een viertal vanuit de middag hier aankomen; ze zijn het oneens over Abedam. Twee houden Hem maar zwakjes voor Jehova; maar twee beweren juist het tegendeel en houden Hem voor de geest van Abel.
[5] Zij willen daarom raad inwinnen bij jou.
[6] Maar jij moet aan de kant van de loochenaars gaan staan en zowel Abedam als Jehova uit hun hoofd praten, zodat zij volledig goddeloos worden en wij dan een nieuw gebouw in hen op kunnen richten; want op zo'n zandige grond kun je niet eens een dodenhut, laat staan een woning voor Mij oprichten!
[7] Zie, daar komen zij al; verzamel moed en spreek zoals Ik het je aangeraden heb!
[8] Wees ernstig, maar niet droog, en bedenk daarbij dat het arme broeders zijn die wij daarom willen helpen!
[9] Want waarlijk, Ik zeg jullie allen, wie Mij verloochent in zijn blindheid, is Mij duizendmaal liever dan degene die Mij in de lauwheid van zijn hart enigzins belijdt, maar het nauwelijks de moeite waard vindt om bijvoorbeeld met zijn broeder over Mij te spreken!
[10] Maar, zij naderen reeds onze kring; dus bereid je voor, en laat niemand Mij voorlopig bekendmaken! Amen.'
[11] En Henoch dankte de heilige Abba met een in liefde ontbrand hart en ging toen het viertal een weinig tegemoet en ontving hen daar met vriendelijke ernst.
[12] Toen zij boven op de hoogte aankwamen, bogen de strijders voor de vaderen, en Henoch vroeg hen het volgende:
[13] 'Broeders, welke moeilijkheden hebben jullie hierheen gevoerd? Vertel in het kort de onplezierige reden daarvoor!' En onmiddellijk begon een van hen te spreken en zei:
[14] 'Onze reden is Abedam; het wil ons maar niet duidelijk worden of Hij Jehova is of niet, of is Hij slechts de geest van Abel?
[15] Want ook Abel moet tijdens zijn leven een grote wondermacht hebben bezeten en heeft - zoals dat van mond tot mond overgeleverd is - voor de ogen van Kaïn een berg verwoest, voor zijn broer Kaïn, om hem van zijn slechte voornemen af te houden!
[16] Zie, dat is onze strijd! Geef ons een juist licht in deze zaak, want wij allen beschouwen dat als de allerbelangrijkste en allergrootste hoofdzaak!'
[17] En Henoch opende daarop in Mijn naam zijn mond en sprak: 'Broeders, wat twisten jullie over een pluk wol van een lam?!
[18] Wat is Abedam, wat is Jehova, als wij Hem in ons gemoed en gevoel niet uitspreken?! Hoe kunnen jullie strijden om iets wat niet is, het een noch het ander?!
[19] Als je op enige afstand een hoopje op de weg ziet liggen en je denkt dat is een steen, terwijl je broeder beweert dat dat hoopje slechts een molshoop is, zie, dat is iets waarover je net zo lang kunt strijden tot jullie het hoopje zelf tot scheidsrechter maken. Maar wie willen jullie dan tot een scheidsrechter maken, waar niets dan lege gevoelens en gedachten zijn die zus of zo tot uitdrukking komen en geen andere grond hebben dan hun eigen leegheid, hoe je het ook draait of keert?!
[20] Jullie twisten over de vraag of Abedam, die ons drie dagen lang met Zijn wijsheid vergenoegd heeft, Jehova was of niet.
[21] Maar ik zeg jullie: vraag je eerst af of er wel ergens een Jehova is!
[22] Wat willen jullie echter doen wanneer ik je zeg: er is nergens een Jehova, er is alleen een oneindige ruimte en een eeuwige tijdsduur!?
[23] Dat in de loop der tijden de verschillende, op zich stomme, krachten in deze ruimte elkaar aan moesten grijpen en daardoor ten eerste vormeloze klompen voortbrachten, die dan voor de blind werkende krachten tot noodzakelijke ondergrond werden en ten slotte geleidelijk aan, door hun wederzijdse dwang verschillende andere producten vormden, dat leert de gehele natuur ons: maar waar is die ooit in Jehova tot uitdrukking gekomen?!
[24] Is het daarom dan niet veel verstandiger, de grond, die daar duidelijk voor ons allen ligt, dieper te onderzoeken en te weten te komen of ze zich alleen maar door de in ons heersende natuurkrachten in de loop van de tijd net zo ontwikkeld heeft als bijvoorbeeld een ijdele lege droom?!
[25] Wanneer er überhaupt ergens ooit een zichzelf omvattende en zichzelf bewuste kracht onder het begrip God kan bestaan, dan kan die immers alleen maar uit ons voortkomen, omdat wij de eerste wezens in de langdurige werking van de natuurkrachten zijn, waarin ongetwijfeld voor de eerste keer juist deze krachten macht en bewustzijn over zichzelf beginnen te krijgen.
[26] Of hebben jullie ooit gezien dat een steen zich in een waterdruppel verandert?! Het omgekeerde is wel het geval en een kleine steen bestaat ook uit een zeer groot aantal waterdruppels, die, als zij ontbonden zouden worden, een halve zee zouden kunnen vormen!
[27] Zo kan ook pas een God uit ons voortkomen als een centrale kracht van het zelfbewustzijn, zoals uit vele waterdruppels een steen voortkomt, maar niet omgekeerd!
[28] Zie dus de ontzettende leegheid van jullie twist en bezin je op wat beters; maar wordt eerst een leerling van de diepe wijsheid, en onderzoek pas dan waarover jullie nu strijden! Begrijp mijn woorden goed! Amen.'
[29] Hierop begon het viertal te beven en zij trokken wit weg en slechts de ene zei tegen Henoch: 'Broeder, waarom heb je ons nu gedood? Wat zijn wij nu, en wat hebben wij te verwachten? Niets anders dan de eeuwige vernietiging!
[30] O had ons toch maar in onze waan gelaten! Hoe gelukkig waren wij daarin!
[31] Want onze harten hadden tenminste nog een grondslag: maar nu heb je ons geplaatst voor de afgrond van het eeuwige verderf! Wat moeten we nu beginnen?
[32] O Jehova, o Abedam, was U nog maar hier! Hoeveel te liever werden wij door U bedrogen - dan nu zo vreselijk onderwezen te worden door Henoch!
[33] Henoch, - bedrieg ons weer, opdat wij rustig kunnen zijn terwijl wij leven! Amen.'
«« 160 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.