De derde trap in het paleis van Lamech met de hindernissen voor de drie boden

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 173 / 280 »»
[1] Toen de drie boden bij de derde trap waren aangekomen, verbaasden zij zich over de grote list van Lamech; want op zoiets waren zij niet voorbereid.
[2] En Ikzelf zei hen daar in hun gemoed ook niets van, opdat zij door zo'n buitengewone gelegenheid de kracht der wijsheid die hun door Mij verleend was, des te meer zouden versterken. Dus hoe versperde Lamech deze derde trap?
[3] Iedere trede lag vol kleine kindertjes, en tussen de kinderen waren naakte moeders met opengekrabde borsten en wanhopig verwarde haren geplaatst; de kinderen waren met touwen aan de treden gebonden en de moeders met ijzeren banden om hun lendenen met stevige kettingen aan de treden gehangen.
[4] Toen de moeders de drie machtige mannen ragen, begonnen zij zichzelf en het drietal als volgt te verwensen en te vervloeken:
[5] 'Aan welke hel van de ergste aller satans zijn jullie ontstegen, waardoor wij hier ter wille van jullie op de meest huiveringwekkende wijze moeten worden gekweld om jullie door onze vreselijke nood de toegang tot de snode Lamech te beletten? !
[6] Jullie noemen jezelf boden van Jehova! Jullie zijn ontzettende misdadigers! Als Jehova net zo is als jullie, is dan ons monster van een Lamech in al zijn onmenselijke boosheid daarmee vergeleken niet een zacht avondbriesje?!
[7] Wat hebben die arme meisjes, die door Lamechs eindeloze wreedheid verleid en verlokt werden voor zijn laagste doeleinden, jullie dan ooit voor ergs aan gedaan, dat jullie hen zonder genade en erbarmen naar de schandelijkste beerputten en poelen hebt verdreven, opdat zij daar met z'n allen naar lichaam en ziel te gronde gaan?!
[8] O, ellendige boden van de onderste hel waarover de grote Farak eens heeft onderwezen, - jullie durven je na zulke daden, waar alle duivels bij elkaar niet toe in staat zijn, nog boden van Jehova te noemen?!
[9] Lamech heeft zijn beide broers doodgeslagen en derhalve de tweevoudige dood verdiend.
[10] Maar Jehova zei tegen Lamech: `Wie Lamech wil doden, die zal zevenenzeventig maal worden gewroken!'
[11] Deze arme meisjes hebben evenals wij nog nooit een vlieg doodgeslagen en jullie als zogenaamde boden van de eeuwige liefde van Jehova hebt hen daarom op de gruwelijkste, ellendigste en schandelijkste wijze te gronde gericht en gedood, omdat die toch al drievoudig ongelukkigen op gezag van Lamech voor zijn gemene oogmerk bij hun haren dit huis der gruwelen werden binnengesleept door de beulsknechten, die jullie bovendien voor hun wreedheid vrij en gelukkig hebben gemaakt!
[12] O ellendige, meer dan gruwelijke boden van Jehova, als jullie van plan zijn dat monster van een Lamech te bekeren en weer tot Jehova te wenden, waarom hebben jullie dan niet eerst geprobeerd olie ongelukkige meisjes te bekeren, voordat jullie hen op zo'n gruwelijke wijze hebben laten doden?!
[13] O zie, het is jullie niet om Jehova te doen, wiens boden jullie willen zijn, maar alleen om de heerschappij over de arme volkeren in de diepte van alle slijk!
[14] Zie ons aan, hoe ellendig en allerschandelijkst mishandeld wij omwille van jullie moeten smachten onder de afgrijselijkste druk van Lamech! Zouden jullie ons ook niet voor leugenaars willen uitschelden en ons vervolgens te gronde richten en doden daar buiten in de poelen en beerputten?!
[15] Wanneer jullie ellendigen dat willen, verbreek dan onze boeien, want voor een liefhebbende moeder kan geen enkele dood pijnlijker en geen enkele hel smartelijker zijn dan deze toestand waarin wij ons nu voor jullie moeten bevinden!
[16] Willen jullie dat echter niet, laat ons dan hier te gronde gaan en stap over ons en onze onschuldigste, arme kinderen heen naar de schandelijke gruwelwoning van Lamech en maak van hem een nog boosaardiger duivel dan hij nu al is!
[17] Vervloekt zij de dag die ons dit ellendige leven gaf! Vloek over onze verwekkers, en vloek over de schepper, die ons voor een dergelijke ellende heeft geschapen en een eeuwige vloek over jullie, die gekomen zijn om onze ellende te vergroten!
[18] Vernietig ons, als jullie dat kunnen, voor eeuwig; maar kwel ons niet meer dan wij toch al gekweld zijn!'
[19] Hier waren alle drie hoogst verbijsterd en wisten niet wat zij moesten doen; want de woorden van de vastgeklonken vrouwen en het wenen en huilen van de kinderen begon hen geweldig aan het hart te gaan.
«« 173 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.