De grote volksverzameling voor het koninklijk paleis. Lamechs woorden tot zijn juichende volk. De verrukkelijke woorden van de onbekende oude tot het volk

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 217 / 280 »»
[1] Na deze woorden van Kisehel was Lamech geheel gerustgesteld en ging zonder aarzeling met Kisehel naar de stad.
[2] Toen beiden voor het paleis aankwamen hadden zich daar reeds grote scharen opgesteld en zij riepen:
[3] 'Ere zij de grote God in den hoge, dat hij ons allen zo genadig en barmhartig heeft bezocht en ons allen een goede koning heeft gegeven, doordat hij de euveldaad van Lamech heeft vergeven en hem tot Zich heeft gewend, zodat hij nu graag een goede koning voor ons wil zijn!
[4] Ja, Lamech is nu een goede koning voor ons geworden vol genade en vol wijsheid vanuit God; daarom zij al onze eer en aanbidding voor God, de Almachtige in den hoge, en Zijn verheven naam zij boven alles geheiligd nu en in eeuwigheid! Amen.'
[5] Na deze prijzende woorden ging Lamech op een zuil staan, die speciaal voor het paleis was opgericht om van hier af het volk het een of ander te verkondigen, en hij richtte daar de volgende woorden tot het in grote scharen van alle kanten verzamelde volk:
[6] 'Luisteren jullie, die nu niet meer mijn knechten zijn, of mijn onderdanen en slaven - en niet meer mijn menselijke lastdieren, maar, luister nu mijn geliefde broeders en zusters! Ik, Lamech, was jullie koning en heb jullie beheerst met jullie kracht - want ik was wel de onmachtigste onder jullie -, en jullie hebben gesidderd voor mijn machteloze woorden.
[7] Jullie hebben mij gehoorzaamd, gedwongen door jullie kracht, en vervloekten mij omdat ik jullie wetten van onheil en onmenselijkheid gaf!
[8] Maar nu wil ik geen koning meer van jullie zijn en helemaal geen heer, maar een broeder, die jullie wil leiden tot het ware kennen van God en Zijn liefde, die sinds eeuwigheid de enige Heer en Koning is over alle mensen en over alle schepselen.
[9] Voor deze Koning heb ik een nieuw paleis gebouwd buiten op de vrije en schone plaats. Hij zal altijd over ons heersen als een goede, wijze Vader over Zijn kinderen!
[10] Morgen is de dag waarop Zijn verheven heilige naam in dit nieuwe paleis blijvend woning zal nemen.
[11] Deze dag willen wij met al onze levenskracht vieren! Dus bereid jullie goed voor op deze dag der dagen, want deze dag zal ons een groot heil brengen.
[12] Bereid jullie dus goed voor, opdat wij als zuivere broeders voor God deze plaats zo waardig mogelijk en Hem welgevallig mogen betreden, die heilig, heilig, heilig onder ons arme zondaars woning zal nemen! Moge Zijn heilige wil altijd en eeuwig geschieden!'
[13] Na deze woorden was het volledig gedaan met de scharen; er was maar één vreugdekreet, en men kon niets anders meer horen dan alleen: 'Ere, ere, ere zij de grote God in den hoge! - Zijn verheven naam worde geheiligd!'
[14] Toen nu het geroep iets afnam en men velen van dankbare vreugde zag wenen, en zag hoe ook velen hun hand op hun borst legden en deden alsof zij hun hart uit hun lichaam wilden nemen om het ten hemel te werpen - wat een gevolg van hun ontwaakte liefde tot God was -, drong opeens een grote, oude, maar nog krachtige man uit de menigte naar voren.
[15] Lamech en Kisehel konden echter zijn gezicht niet zien, want hij had zijn gelaat met één hand bedekt.
[16] Kisehel wendde zich tot zijn Liefde om te vernemen wie dat was, maar deze zei tegen zijn geest: 'Luister naar hem, dan zul je hem aan zijn woorden herkennen!'
[17] Toen Kisehel dat had vernomen, vermande hij zich en zei ook tegen Lamech: 'Broeder! Luister, hij zal spreken; pas daarna zullen wij hem herkennen!'
[18] En de vreemdeling ging op de zuil staan en zei met luide stem:
[19] 'Luister, jullie grote schare! God, de allerheiligste en meest liefdevolle Vader heeft Zich over jullie ontfermd en heeft jullie vrijgemaakt uit alle slavernij en heeft de boze slang uit deze omgeving verwijderd, doordat Hij Lamech heeft gezalfd met de kostelijke olie van Zijn erbarmen en genade.
[20] Bemin Hem daarom met al jullie kracht, want Hij is een ware Vader! Hij heeft Zelf Zijn toorn gevangengenomen en heeft Zich als enig ware Vader over jullie ontfermd en Hij wil jullie opnemen als Zijn kinderen.
[21] Haast je Hem tegemoet in je hart, want morgen wil Hij, door mij geleid, hier intrekken.
[22] O kinderen van de hoogte, mijn vaderen en broeders! Toen de Vader in jullie midden wandelde zag men niemand die zijn hart uit zijn lichaam wilde rukken om het U, o heilige Vader te brengen; maar deze arme kindertjes doen dat!
[23] O, kom daarom, liefdevolste heilige Vader, en neem hen op, en maak hen aan ons gelijk, opdat wij U met één stem loven en met één hart waarachtig mogen liefhebben!
[24] Verheug je allen, kindertjes, want de Vader zal naar jullie toekomen en zal jullie allen omvatten met Zijn vaderhand en zal jullie het eeuwige leven geven!
[25] Want daarom heeft Hij mij, Zijn hogepriester naar jullie gezonden, om dit aan jullie te verkondigen vanuit den hoge!
[26] Verheug je over de heilige Vader, want Hij is oneindig goed en vol erbarming !
[27] Morgen zullen jullie Zijn heerlijkheid zien! Amen.'
«« 217 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.