De bovenaardse schoonheid van Ghemela en Purista

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 23 / 280 »»
[1] Er kwam in het hart van enige vaderen de begeerte op om te weten welke van de beide vrouwelijke lievelingen van Abedam wel de mooiste was. Daarom ging de zanger Kenan naar Abedam toe om Hem daar uit naam van nog enkele anderen naar te vragen.
[2] Abedam echter was hem voor en vroeg hem: 'Kenan, ben jij in je hart tevreden als Ik het jou alleen zou zeggen?'
[3] En Kenan antwoordde Hem: 'Heer en Vader, - wat moet ik U hierop voor een antwoord geven? U schouwt toch in mijn hart! Zo veel weet ik, dat mijn en ons verlangen van tweevoudige aard is. Wij zouden graag het gelaat van Purista ook willen zien, zoals wij - zij het alleen maar vanuit de verte - dat van Ghemela zagen, maar daarnaast ook een woord van U vernemen wie U het meest welgevallig is, want anders weten we niet waar we aan toe zijn, - welke van de twee toch wel meer is in Uw ogen?!
[4] Zie, wij hebben ons daarover al bijna het hoofd gebroken en onze harten gepijnigd en kunnen niet tot een juist oordeel komen!
[5] Het heil van de mensheid hangt er weliswaar niet van af, maar datgene te kennen wat U het meest welgevallig is, is waarschijnlijk ook geen gering nevendoel van dit aardse leven! Als het dus Uw heilige wil mocht zijn, zou U dan zo genadig willen zijn om dit verzoek in te willigen!'
[6] En Abedam zei daarop tegen Kenan: 'Laat dan al die nieuwsgierigen hierheen komen en wij zullen zien, hoe hun oordeel uit zal vallen! Amen.'
[7] En Kenan riep terstond diegenen naderbij die dezelfde wens hadden als hij; en Abedam riep Ghemela en Purista bij Zich en nam Ghemela op Zijn linker- en Purista op Zijn rechterarm en vroeg hen met zachte stem zich te onthullen voor de vaderen.
[8] Beiden streken dadelijk hun weelderige haar uit hun gezicht en keken al de vaderen vol eerbied en met lieflijke vriendelijkheid aan.
[9] Toen de nieuwsgierige vaderen echter deze twee bovenaardse schoonheden aanschouwden, werden zij, als door de bliksem getroffen, ter aarde geworpen en geen van hen durfde zijn ogen weer op te heffen om de beide schoonheden nog eens aan te zien en ze te beoordelen!
[10] Abedam vroeg aan Kenan: 'Nu, jij oude zanger die Mijn eer verkondigt, wat denk je nu: welke van deze beiden is het mooiste en welke ligt Mij het meest aan Mijn hart? Omdat jij ze nu beiden gezien hebt, kun jij Mij toch wel een oordeel te kennen geven?!'
[11] En over zijn gehele lichaam bevend antwoordde Kenan: 'O heilige Vader, machtige God! O laat mij nu in de huid van een ezel kruipen, ik grote zot, ik dwaas! Wat heb ik gedaan en wat heb ik aangehaald?!
[12] Ik wilde als blinde op onzinnige wijze voor rechter spelen, ja een onterende rechter zijn tussen twee stralende hemelse zonnen, waarvan zowel de ene even na aan het hart en verheven is als de andere, en beide door de heilige hemelse Vader op handen worden gedragen!
[13] Links of rechts, zon in de morgen of zon in de middag en de avond, - welke is de mooiste, welke is het meest een zon?
[14] O dwaasheid, o dwaasheid, - wie heeft jou gevoed, terwijl je zo lang verborgen was in mijn anders toch zo kritische inborst?!
[15] O heilige Vader, eeuwige Liefde, vergeef mij jammerlijke sukkel, dwaas, nar, os, ezel, worm in het stof, blinde mol. Wil aan ons, zwijnen, niet Uw heilige woord geven waar, ik zwijn, U daarnet om heb gevraagd; want wij zijn het niet waard de stem uit de heiligste mond te horen, niet waard om een heilig oordeel te vernemen over de engelen der engelen uit de zuiverste hemelen!
[16] O welk een glorie en wat een luister! - O Gij eeuwige mildheid, deemoed, trouw, Gij liefde der Liefde, Gij heilige, - wat schept U toch voor wezens, voor heerlijke kinderen uit Uzelf?!
[17] Verstom, jij onrijpe, duistere, koude tong; want heilig, te heilig is Hij voor wie jij armzalig geklets uitkraamt, als wilde of kon je in ernst wijze woorden spreken. Daarom zwijg maar, zwijg, jij onrein werktuig van de onzin, van de dwaasheid en de grootste zotheid!
[18] O heilige Vader, vergeef, vergeef ons blinden, ons jammerlijke dwazen, Uw heilige wil geschiede, Uw amen, Uw amen, Uw amen!'
[19] En Abedam liet de beiden weer hun aangezicht voor de vaderen verhullen en zei tegen hen: 'Jullie zijn Mij beiden even dierbaar en de een is niet minder dan de ander en geen van beide is meer dan de ander; blijf daarom zoals jullie nu zijn, dan zullen jullie Mij ook steeds zo nabij zijn als nu! Amen.'
[20] Na deze woorden zette Abedam hen weer heel zachtjes op de grond. Zij zonken echter beiden meteen neer voor de voeten van Abedam en begonnen, eenstemmig van hart, Abedam met de volgende korte, innerlijke woorden, die zij niet in staat waren uit te spreken, te danken, te loven en te prijzen:
[21] `Heilige, liefdevolle Vader, vol van de grootste mildheid, zachtmoedigheid, geduld en mededogen, hoe zijn wij, hoe kunnen wij dan zo'n genade vanuit U, meer dan heilige Vader, waardig zijn?
[22] U waardeert ons weliswaar, maar zijn wij deze waardering wel waard?
[23] De verheven vaderen zijn vanwege ons voor U en voor alle kinderen te schande gezet; wij alleen hebben en dragen de schuld daarvan op ons gezicht, omdat Uw heilige genade ons waarschijnlijk mooier gevormd heeft dan misschien een andere vrouw, die net zo zwak is als wij.
[24] Doch aan U, meer dan heilige, allerbeste, liefdevolle Vader, zij eeuwig dank en al onze liefde, lof en prijs voor alles, voor hoe en waarom U ons aldus gevormd hebt; want iedere gave van U is immers altijd een hoogst wijze en allerbeste gave!
[25] Alleen hebben wij nu medelijden met de verheven vaderen, omdat zij vanwege ons hier op de grond liggen te smachten, te treuren - en zelfs te wenen!
[26] O, liefste Vader, die wij alleen en boven alles liefhebben, erbarm U over hen en sterk hen weer met Uw enige boven alles heilige liefde, maar vergeef ook ons, omdat het toch zeker onze schuld is dat het de verheven vaderen hier in Uw bijzijn zo treurig vergaat! Uw heilige wil geschiede nu, zoals in alle eeuwigheid der eeuwigheden!'
[27] En Abedam zei tegen hen: 'Mijn lieve dochtertjes, maak je niet onnodig zorgen! Zie, degenen die zich voor Mij zo gerechtvaardigd verdeemoedigen, zijn beslist niet zo beklagenswaardig als jullie denken, maar juist het tegendeel; want niemand is Mij nader en Ik ben niemand nader dan juist in zijn toestand van grote verdeemoediging voor Mij. Dat is nu ook het geval bij de vaderen, waarmee jullie in je tere hart zo'n medelijden hebben en waardoor jullie jezelf onnodig beschuldigen omdat jullie allerminst schuld hebben.
[28] Of geloven jullie soms dat degene die Ik op Mijn armen draag, ondanks zijn vrije wil in staat is tot een zonde?!
[29] O wees daarom maar blij en vrolijk; want dit heb Ik al van eeuwigheid her voorzien! Daarom hebben jullie geen schuld; ga echter naar de vaderen toe en vraag ze uit Mijn naam om op te staan! Amen.'
[30] En beiden renden meteen op hun vaderen toe en berichtten hun de wil van de Heer.
[31] Toen stonden de vaderen op en loofden God met luide stem.
[32] Abedam liet beiden eerst teruggaan naar hun familie en vroeg daarop aan Kenan:
[33] 'Nu, - aan wie ken je nu de prijs toe?'
[34] Maar Kenan legde zijn hand op zijn mond.
[35] En Abedam zei tegen hem: 'Zoals jij geen oordeel hebt, heb Ik dat ook niet; want van twee liefsten zal er wel geen de liefste zijn!
[36] Maar toch is er een verschil tussen hen; maar de aarde heeft geen oog voor dergelijke verschillen!
[37] Keer nu dus weer naar jullie vorige plaatsen terug! Amen.'
«« 23 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.