Lamechs dwaze behoefte aan wetten. De verklaring van de Heer over het gericht in de wet en de vrijheid in de liefde

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 230 / 280 »»
[1] Na dit verheven onderricht nam Lamech dankbaar en allerdeemoedigst opnieuw het woord en vroeg de Heer:
[2] 'O Heer, nu ik eenmaal ben begonnen met vragen, heb ik de moed, vertrouwend op Uw oneindige goedheid en geduld, U nog meer vragen te stellen!
[3] Daarom zou ik U willen vragen om nu rechtstreeks uit Uw heilige mond te vernemen, hoe U het liefst wilt dat de mens in al zijn aardse omstandigheden handelt.
[4] Want zie, o heilige Vader, als er van de ene plaats naar de andere een weg is gelegd, dan kan op zo'n weg nauwelijks iemand verdwalen, behalve wanneer hij opzettelijk wilde verdwalen of misschien eigenmachtig een kortere weg wilde ontdekken, bij welke gelegenheid hij dan ook zou kunnen verdwalen en in dicht struikgewas terecht kunnen komen, waar het wemelt van slangen en adders !
[5] Daarom zou er voor ons allen niets wenselijker zijn dan een door U, o heilige Vader, precies voorgeschreven weg voor onze geest, dus een vastgestelde wet om zo en niet anders te handelen!
[6] Want als wij een door U Zelf gegeven regel hebben, dan weten wij ook wat U wilt en wat overeenkomt met Uw goddelijke orde, en wij kunnen dan met groot gemak zo leven, dat het U behaagt.
[7] Maar hebben wij geen regel, dan moet iedere stap die wij zetten wel met uiterste voorzichtigheid gepaard gaan, om te zorgen dat wij niet al te gemakkelijk een misstap begaan tegen Uw allerheiligste orde!
[8] Als U, o heilige Vader, het goedvindt, dan zou ik U daar in naam van de gehele laagte om willen vragen, maar U ook plechtig mijn voortdurend uiterste trouw voor altijd en eeuwig beloven!'
[9] En de Heer hief Zijn hand op en zei tegen Lamech alsook tegen alle anderen: 'Waarlijk, waarlijk, zeg Ik, nu nog jullie aller heilige en meest liefdevolle Vader:
[10] Wanneer Ik jullie door wetten zou binden, dan zou Ik jullie ook binden door het gericht; want er is geen wet mogelijk zonder gericht maar zonder wetten is er zodoende ook geen gericht!
[11] Zou jij, Lamech, tot nu wetten van Mij hebben gekregen, dan zou Ik nu niet naar jullie zijn gekomen als een Vader en daardoor als een Helper voor jullie allen, maar Ik zou als een onverbiddelijke rechter naar jullie zijn gekomen, om je te verdoemen voor al jullie slechte daden!
[12] Jullie hadden vanaf de aanvang der tijden geen wetten; jullie waren dus als kleine kinderen in de wieg. Jullie hebben veel ergs gedaan, ja ten hemelschreiend ergs, maar omdat je geen bepaalde wet rechtstreeks van Mij had, maar slechts een indirecte raad, waren jullie ook tot nu toe aan geen gericht onderhevig, - en ben Ik nu hier om jullie te helpen!
[13] Hoe kun jij, Lamech, Mij dan om wetten vragen?!
[14] Wat is beter, geheel vrij te zijn in de liefde tot Mij en Mij daardoor als Vader te hebben. of gebonden te zijn door wetten en daardoor Mij steeds als rechter te hebben?!
[15] Waarlijk, Ik zeg jullie allen: Eerder wil Ik de hele schepping vernietigen dan Mijn kinderen met wetten binden en daardoor ophouden hun Vader te zijn en ze daardoor tot een eeuwige dood veroordelen!
[16] Neem daarom, Lamech, je verzoek terug, en laat dat geheel in je vergaan; want je was Mij met al je slechtheid toch liever, dan je Mij zou zijn in de meest gewetensvolle strenge naleving van wetten.
[17] Want de wet heft alle liefde tussen de wetgever en degene aan wie de wet opgelegd is op, en stelt in de plaats van de liefde het onverbiddelijke strenge recht.
[18] Wie kan echter van zichzelf zeggen: `Ik ben in staat de wet geheel na te leven!'?
[19] Zie, alleen Mij zou zoiets mogelijk zijn, verder geen enkel vrij wezen; het schepsel zou zijn leven dan puur in het gericht moeten leven net als de dieren!
[20] Wanneer dat het geval is, waar blijft dan het vrije leven van de geest?!
[21] Wee jullie, en wee ieder volk dat Ik wetten zal geven, want daar zal het huis van de Vader met ijzeren grendels gesloten worden!
[22] En als Ik niet Zelf zal komen om de wet te vervullen, dan gaat de hele schepping te gronde!
[23] Daarom geef Ik jullie nu ook geen wet, maar zeg als Vader alleen tegen je, dat jullie Mij boven alles moeten liefhebben en elkaar zoals ieder zichzelf liefheeft! Dat is Mijn wil; maar doe al het andere vanuit de wijsheid die jullie in Mijn liefde ten deel valt, dan zullen jullie leven zoals het Mij het meest welgevallig is!
[24] Onthoud dat en handel ernaar, dan zullen jullie altijd Mijn liefde hebben, en Mijn grote vaderhuis zal eeuwig niet voor jullie gesloten worden! Amen!'
«« 230 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.