De redding van Hored en Naëhme door de bode Lamel

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 27 / 280 »»
[1] En Henoch dankte de hoge Abedam voor deze opdracht en ging meteen naar Gabiël en zei tegen hem:
[2] 'Gabiël, roep je broer Lamel; de Heer heeft hem nodig!'
[3] En Gabiël voldeed meteen aan wat hem bij monde van Henoch door de Heer werd opgedragen.
[4] Toen nu Lamel met gezwinde pas was aangekomen, boog hij met de hoogste eerbied voor Henoch en vroeg hem:
[5] 'Eerwaarde vader en leraar Henoch, wijze lieveling van de Heer, van de heilige, liefdevolle Vader, wat verlang je, vast en zeker in naam van de Heer, dat ik zal doen? Zie, ik ben bereid tot aan het einde van de wereld de winden na te jagen, als dat de heilige wil van de Heer zou zijn!'
[6] En Henoch zei daarop tegen hem: 'Je bent vervuld van goede wil, dat wist ik al voordat ik je liet roepen; je bent uitgekozen om meteen daarheen te gaan waar je broeder Hored zich verborgen houdt met zijn vrouw Naëhme uit de laagte, omdat zij een dochter is van koning Lamech uit Hanoch en niet tevoren door Adam en door alle andere vaderen gezegend werd!
[7] Zeg tegen hem, dat de Heer hem laat weten dat hij onmiddellijk hiernaartoe moet komen met zijn vrouw. Mocht hij zich echter verzetten, wijs hem dan op de vijanden die hem goedbewapend al vanuit Hanoch hebben opgespoord en nu vol ongeduld op een gunstig ogenblik wachten, om hem tezamen met zijn vrouw aan de afgrijselijkste wraak van Lamech uit te leveren!
[8] Zeg tegen hem dat tot nu toe de hand van de Heer hem nog heeft beschermd! Als hij jou niet meteen volgt, dan zal de Heer Zijn arm terugtrekken en hij moet dan maar zien hoe hij het met de duizend wraaklustige vijanden zal klaarspelen, als die hem als woedende leeuwen, tijgers en hyena's zullen overvallen!
[9] Als hij echter toestemt, grijp dan hem en zijn vrouw meteen onder de arm en de kracht van de Heer, waarmee je nu vervuld werd terwijl ik mijn handen in naam van de Heer boven je hield, zal jullie met grote snelheid ontrukken aan de vijanden, wanneer ze op jullie afstormen.
[10] Sta daarom op en haast je om de wil van de Heer, onze allerheiligste liefdevolle Vader, te voltrekken!
[11] Moge de genade, liefde en erbarming van de Heer nu met je zijn zoals altijd en eeuwig! Amen.'
[12] Nauwelijks had Henoch zijn laatste woorden uitgesproken, of Lamel sprong als een jong hert weg en kwam, door de nu in hem aanwezige kracht geleid, ook reeds binnen enkele minuten aan bij een hoogst armelijke hut, die op nagenoeg een dagreis van het morgenland in de richting van de middernacht verwijderd lag en hij vond daar wat hij zocht.
[13] Toen Hored hem in het oog kreeg, sprong hij onmiddellijk in woede ontstoken uit zijn hut, pakte Lamel met geweld hij de hand en riep uit volle borst:
[14] 'Ongelukkige! Wat voert jou hierheen! Moet dan mijn eerste vloek jou treffen, jou, Lamel, terwijl je toch mijn meest geliefde broer bent?!
[15] Zie, ik heb aan mijn vrouw een heilige eed gezworen: de eerste mens te wurgen die ons hier in onze gelukkige eenzame rust zou komen storen, - zelfs als het Adam zou zijn!
[16] Ik verschool mij daarom in een verre uithoek van de aarde en wilde daar leven, door geen mensenoog bespied, omdat ik gevonden heb wat nog niemand heeft gevonden en eindeloos gelukkig ben met mijn vondst!
[17] Ellendige! Wie wees jou de weg naar deze verste uithoek van de aarde? Spreek, of ik scheur je op dit moment in duizend stukken en geef die dan aan de raven tot voedsel!'
[18] Lamel echter keek de woedende Hored strak aan en zei toen tegen hem, als het ware vragend: 'Hored! Ontvang je zo jouw redder? De almachtige God Zelf, die nu op de heilige hoogte zichtbaar temidden van ons verkeert en onderwijst en werkzaam is, heeft mij naar je toegestuurd om je te redden!
[19] Maar voor je mij gaat wurgen en aan flarden gaat scheuren moet ik je toch zeggen dat ten eerste diegenen die met goddelijke kracht zijn toegerust, zich niet meteen laten wurgen en uiteen laten scheuren, - ook al zou het om honderd eden gaan, die je aan je vrouw had gezworen.
[20] Opdat je echter in zult zien dat ik geen machtig klinkende grootspreker ben zoals jij, maar door de wil van de Heer werkelijk machtig ben, kom dan hierheen, naar die oude, mannelijk sterke ceder en ontwortel hem en slinger hem dan over deze berg in het gezicht van de duizend op je loerende vijanden uit Hanoch!
[21] Kun je dat, grijp me dan en wurg me, als je dat kunt en wilt! En ten tweede, kijk bij deze gelegenheid ook eens even om je heen en zie daar beneden in de lichte vlakte van het dal wie er allemaal juist vandaag op de sabbat naar jouw hut toekomen om je te grijpen en je dan tezamen met je vrouw aan de bloedigste wraak van Lamech over te leveren omdat je zijn dochter Naëhme hebt ontvoerd!'
[22] Hored sprong uit alle macht op de ceder toe; maar de ceder kwam niet van zijn plaats.
[23] Daar hij echter niets kon uitrichten met de boom, schreeuwde hij heftig tegen Lamel en riep: 'Schurk! Ruk jij hem dan uit de grond!'
[24] En Lamel hoefde de ceder slechts aan te raken of de machtige boom stortte versplinterd neer, als had hij daar nooit gestaan.
[25] Daarop wees Lamel met zijn vinger naar het dal en liet Hored een goed uitgerust leger uit Hanoch zien en vroeg toen: 'Wel, waarom talm je nu met je dreigement? Wil je me dan niet in stukken scheuren en - ?'
[26] Maar Hored schreeuwde luid: 'Grote God! Nu ben ik verloren!
[27] Ik heb altijd wel gedacht dat dit ervan zou komen!'
[28] En Lamel zei daarop tegen Hored: 'Als jij nu allang gedacht hebt dat dit zou gebeuren, waarom ben je dan niet allang naar huis in het land van je vaderen teruggekeerd, zodat zij je zoals alle anderen hadden gezegend en jou zeker des te eerder, omdat je een ware afgezant was en het niet jouw schuld was dat Lamech je Naëhme ten geschenke gaf; maar wat Lamech je gaf, was zondermeer een juist geschenk dat jou alleen toekwam en dat zeker niemand je misgunde, ook al had je ons allen haar grote schoonheid wel honderd keer voor ogen gehouden!
[29] Kijk broer, je had geen reden om voor ons te vluchten en toch ben je gevlucht! Maar waarom ben je dan toch gevlucht?
[30] Kijk, ik zal het je vertellen. Toen je naar de laagte afdaalde naar Hanoch, was je door de grote zegeningen van al de vaderen toegerust met grote macht en kracht. Vandaar dan ook dat toen je in Hanoch kwam, de listige Lamech heel goed merkte dat hij je niets kon aandoen en ook geen geweld kon aanwenden, en daarom koos hij de weg van de sluwheid en schonk hij je Naëhme om van je af te zijn en ook om je met de ergste strikken van de slang te binden.
[31] Want hij dacht bij zichzelf: als hij (namelijk jij, Hored) werkelijk door een of ander hoogste wezen naar me toegestuurd is, door bijvoorbeeld de oude God, wiens geweldige stem ik al eenmaal zelf vernomen heb, dadelijk nadat ik mijn beide broers had gedood, dan zal hij nooit ofte nimmer iets van mij aannemen en wel het allerminst de vrouw die al aan een man gebonden is!
[32] Maar toen Lamech er het allerminst op verdacht was, liet jij je door zijn sluwheid betoveren en nam je het ergste gif uit de hand van de schandelijkste verrader van God aan! En wat was het gevolg van dat vergif? Ik zeg je, niets meer en niets minder dan dat je meteen hiernaartoe vluchtte, door meerdere bewapende spionnen uit Hanoch gevolgd, zonder er meer aan te denken of gedacht te hebben of je nog wel beschikte over de kracht die de vaderen van de zuivere hoogten je verleend hadden.
[33] Lamech en je achtervolgers verkeerden tot nu toe weliswaar nog in de veronderstelling datje nog even machtig was als je toen, weliswaar voor korte tijd, was; alleen nu, omdat hij de slang een groot offer gebracht heeft door Jehova's naam op schandelijke wijze te onteren en tenslotte geheel te vervloeken, heeft de slang aan hem ook jouw totale onmacht getoond. Daarom ook zond hij nu een goed bewapend leger van duizend van de sterkste mannen uit Hanoch hiernaartoe, opdat zij jou zullen vangen en overleveren aan zijn grote wraakzucht, terwijl Naëhme het hele rijk bijeen zal moeten houden, wat zij vroeger ook al moest, namelijk door een algemene hoer te zijn voor alle groten van het rijk die zonder haar hem nu allen afvallig zouden worden.
[34] Zie, je geloofde dat je je voor de afgunst op jouw vreugde, voor ons, je broers, in de verste uithoek van de wereld moest verstoppen om niet door ons in je geluk gestoord te worden! Wij geloofden ook dat het jou zeker aan niets zou ontbreken en zegenden je bovendien, zo goed we het maar konden en wilden.
[35] Maar de grote, meer dan heilige Leraar en ons aller meest liefdevolle Vader, die nu onder ons vertoeft, heeft ons pas de ogen geopend en duidelijk laten zien hoe het met jou en je vrouw gesteld is. Hij heeft mij juist naar je toegestuurd om jou en je vrouw te redden en jullie naar Hem te brengen, zodat ook jullie Zijn zegen, Zijn liefde en genade niet onthouden wordt!
[36] Hored, broer, - erken de wil van de Heer, roep je vrouw uit de hut en laat jullie door mij vlug onder de arm nemen, opdat ik jullie in naam van de Heer aan de ondergang kan ontrukken, nog voordat Lamechs gerechtsdienaren, die niet meer ver weg zijn, jullie zullen grijpen en je niet meer gered kunt worden!'
[37] En Hored riep daarbij uit: 'O broer Lamel, nu pas herken ik je weer! Kun jij ons redden, zie, hier is mijn arm! En kijk, daar komt Naëhme al ijlings uit de hut en biedt je haar arm aan, zoals je het wilde; en zo geschiede de wil van de Heer! Amen.'
[38] En meteen pakte Lamel ook Naëhme beet; en nauwelijks had hij hen beiden stevig vastgegrepen, of daar stormden reeds van alle kanten de vijanden, onder het slaken van de wildste kreten, op de hut van Hored af.
[39] Toen Naëhme dat alles opmerkte en zag, stootte zij een heftige angstkreet uit en riep: 'Om de wil van de almachtige God, wij zijn verloren! - Mijn arme Hored!'
[40] En dat riep Hored ook. - Maar Lamel zei tegen hen beiden 'Kijk eerst een beetje om je heen en zie waar jullie nu zijn; en roep pas als dat nog nodig is!'
[41] Daarop openden beiden hun ogen en konden er niet over uit dat zij zich behouden en wel reeds op de hoogte, vlak bij de grot van Adam bevonden. Aan de uitgang van de grot naar het morgenland toe, wachtten Henoch en nog Iemand hen al met uitgestrekte, open armen op.
«« 27 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.