Henochs morgenwijding en zijn woorden tot de broeders. Het geestelijke brandoffer in de morgen op de gezuiverde slangenberg

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 271 / 280 »»
[1] Toen het de volgende dag licht begon te worden stond Henoch op, loofde en prees in zijn liefde de Vader en zegende in zijn machtige liefde alle nog sluimerende broeders.
[2] Pas na deze heerlijke, Mij het meest welgevallige handeling, wekte hij de broeders en zei tegen hen:
[3] 'Broeders, laat ons opstaan in de liefde, genade en erbarming van de Heer en Zijn allerheiligste naam prijzen!
[4] Zie, wederom heeft de goede, heilige, meest liefdevolle Vader ons allen het gloren van een nieuwe dag laten beleven!
[5] Reeds breken de eerste stralen vanuit de morgen door, en de nacht vlucht voor hen; steeds machtiger wordt hun aanvankelijk schuchtere optreden en met steeds toenemende kracht drijven ze de nacht naar de diepten van de aarde, opdat de vlakten en de bergen worden gereinigd om tenslotte het machtige licht en de tot levenwekkende warmte uit de zon ten volle te kunnen ontvangen, wanneer zij zich weldra hoog boven de bergen van de aarde zal verheffen.
[6] Laten wij daarom vlug naar buiten gaan om onder de vrije hemel de Vader allen samen te loven, als Zijn ware kinderen, die Hem boven alles liefhebben!
[7] In ons hart willen wij Hem een welgevallig brandoffer brengen omdat Hij, om ons als Zijn kinderen te eren en te verblijden, voor ons zo'n groot en allerheerlijkst morgenbrandoffer van Zijn liefde, genade en erbarmen aansteekt in de opgaande zon die gedurende de hele dag goddelijk brandt, alles verlicht, verwarmt en tot leven wekt.
[8] O lieve broeders, begrijp toch in het diepste van jullie hart wat de eindeloos eeuwig goede Vader allemaal doet; dan zal jullie liefde tot Hem een ware zonnegloed worden!
[9] Zie toch de sterren die nog zo hoog aan het firmament prijken; zie de hele majestueuze aarde; zie de legio heerlijkste bloemen en luister naar de heerlijkste tonen van de gevederde zangers in de steeds levendiger wordende lucht!
[10] Richt dan jullie blik op de steeds groeiende glorie van de morgen en besef hoe jullie met iedere ademtocht een toenemende vloed van goddelijk genadelicht inademen, hoe jullie borst steeds ruimer en voller met leven wordt en iedere druppel bloed in jullie zuiverder en waarlijk hemels etherischer wordt, hoe dichter de heerlijke zon van de Heer naar de verheven opgang snelt!
[11] Zie het, o broeders, en begrijp het, jullie kinderen van de heilige Vader: dat is alles een offer dat de onuitsprekelijk goede Vader ons brengt!
[12] Zo eert de heilige Vader ons! Hoe zouden wij dat dan over het hoofd kunnen zien en niet naar buiten snellen om Hem daarvoor in ons hart een liefdesoffer te ontsteken, het enige dat Hem welgevallig is, en dat voort te laten branden, ja steeds meer en meer te laten voortbranden voor altijd en dan ook eeuwig in onze geest?!
[13] O broeders, laat ons dadelijk naar buiten gaan, en laat ons in de grote offerzaal, in de grote troonzaal van goddelijke genade en erbarming Hem ons offer brengen! Amen.'
[14] Na deze ware ochtendtoespraak stonden allen op en snelden met ontroerd hart naar buiten en wel naar de nabij gelegen gezuiverde berg.
[15] En toen zij daar spoedig aankwamen, toonde Henoch hen allen Gods grote heerlijkheden in de wijde omgeving en wees hen op alle verschijnselen van de morgen en verklaarde die aan hun in het licht van de liefde.
[16] En allen werden zo gegrepen door de grote heerlijkheid, de eindeloze goedheid en wijsheid van de heilige Vader, dat zij van louter liefde tot God niet wisten wat te doen.
[17] En Lamech riep, zeer bewogen vanuit de diepste grond van zijn hart: 'O grote, heilige, almachtige, allerliefdevolste Vader! Dat doet U allemaal voor ons?! O, hoe kan ik dan nog leven als ik bedenk wat ik was?!
[18] Henoch, Henoch, - jij heerlijke broeder! Jij hebt nu mijn ogen geopend, en nu pas besef ik de gehele omvang van mijn schuld voor God!
[19] Hij heeft ons altijd zo'n offer van Zijn liefde, genade en erbarming bereid, - en wat hebben wij daarentegen voor Hem gedaan?! - Neen, broeder neen, ik durf er niet aan te denken, want te schandelijk was altijd mijn leven!'
[20] Hier troostte Henoch Lamech en zei: 'Wees getroost, lieve broeder Lamech! Waarlijk, al had je meer zonden dan er zand in de zee is, ze zijn je vergeven, omdat je zo'n grote liefde tot de Vader in je tot leven hebt laten komen!
[21] Blijf in deze liefde, dan zul je nog heel andere dingen meemaken dan deze, - en wel dan, als Gods eeuwige zon in je zal opgaan!
[22] Laat ons nu echter in de zoete rust van de liefde op de komende zon wachten! Amen.'
[23] En zo bracht ons gezelschap de morgen op de berg door en loofde en prees God geestelijk en waarachtig in hun hart.
«« 271 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.