Purista als raadgeefster van de Heer. De bede van de mens als een eerbiedig voorleggen aan de Heer. Over de genade en de liefde van de Vader voor Zijn kinderen.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

1 / 366 »»
[1] Tijdens de aanbidding van God werden allen behalve Henoch en de vier reine vrouwelijke wezens, die zich bij de Vader zeer veilig voelden, bevreesd voor de Man op de grasheuvel. Zij meenden dat deze Man iedereen wel geleidelijk aan kon laten verdwijnen zoals Hij dat met de grote Sehel had gedaan. Daarom zei de Heer tegen Purista:
[2] 'Luister, Mijn geliefde kokkin! Wat denk je dat we nu moeten doen om die dwazen van hun vrees te bevrijden en er dan ook voor te zorgen dat zij Mij, zonder hun vrijheid aan te tasten, als de enig ware God en Vader kunnen herkennen? Want maak Ik Mij nu plotseling aan hen bekend - en dat wel in het bijzonder aan de vrouwen -, dan kost hen dat hun leven, mogelijk sommigen zelfs hun hele bestaan! Zeg jij Me daarom eens en geef me raad wat hier volgens jou dient te gebeuren!'
[3] Deze vraag bracht de heerlijke Purista geheel in de war en zij begon te huilen, omdat zij dacht dat de Vader haar daarmee wilde tuchtigen.
[4] Maar de Heer keek de wenende Purista uiterst vriendelijk aan en zei tegen haar: 'Kijk Me toch aan, Mijn dochtertje, en zeg Me dan in je hart of iemand die wil bestraffen er ook zo uitziet als Ik er nu uitzie en er altijd uitzie en er ook eeuwig uitgezien heb tegenover degenen die Mij evenzeer als jij hebben liefgehad en nog liefhebben en Mij ook altijd zo zullen liefhebben! Nu, wat zeg je nu tegen Mij op deze vraag, Mijn geliefde dochtertje?'
[5] Hierop kreeg Purista weer moed om te spreken en zei schuchter maar vol vertrouwen: 'Neen, neen, mijn lieve, beste, heilige Vader, U kunt toch immers niet kwaad of zelfs maar boos worden, - dat zie ik nu wel heel duidelijk in; maar wat Uw vraag betreft die aan mij, zwakke, was gericht, is het toch zonneklaar voor mij dat het van mijn kant gezien de grootste aanmatiging zou zijn, die ernstig bestraft zou moeten worden, als ik U, de alleroneindigste wijsheid, de een of andere raad zou geven om U daarmee voor te schrijven wat U zou moeten doen!
[6] Ach, ik kan er zonder te beven helemaal niet aan denken, U, God, de almachtige Schepper van hemel en aarde, een raad te geven; daarom vraag ik U, o mijn beste, lieve, heilige Vader, mij van deze verplichting te ontslaan!'
[7] Daarop zei de Vader echter tegen Purista: 'Luister, Mijn geliefde dochtertje, je begrijpt Me nog steeds niet goed; neem daarom ter harte wat Ik je nu zal zeggen!
[8] Zie, je bent nu bang je onverantwoord tegenover Mij te gedragen als je Mij nu, omdat Ik je dat als Vader vraag, de raad van een kind zou geven, want je ziet heel goed dat Mijn goddelijke, oneindige, eeuwige wijsheid ook eeuwig nooit raad nodig heeft en Ik dus ook alles ten goede leid, - wat en hoe het ook is!
[9] Wanneer dat nu allemaal onbetwistbaar juist is, hoe komt het dan dat jij Mij al om zoveel dingen hebt gevraagd en Ik je ook toestond en altijd gaf waarom je Mij had gevraagd? Wat is zo'n vraag anders dan een eerbiedige raad waardoor degene die tot Mij bidt op passend vrome wijze aangeeft wat Ik nu zou moeten doen?!
[10] Weet degene die Mij om iets vraagt dan niet dat Ik uitermate wijs en uitermate liefdevol en goed ben? En als hij dat weet, hoe kan hij Mij dan om iets vragen?! Want hij kan toch niet anders dan veronderstellen dat Ik als de hoogste wijsheid en liefde beslist ook zonder zijn in het gebed uitgesproken raad het allerbeste, het allerwijste op de allerjuiste tijd zal doen!
[11] Wat voor een grote, boosaardige zondaar moet diegene dan wel zijn, die Mij door zijn in het gebed uitgesproken raad tot iets wil bewegen dat Ik dan, tegen Mijn hoogste goddelijke wijsheid in, voor hem moet doen?!'
[12] Hierop sloegen Purista en ook de drie anderen zich op hun borst en zij zeiden: 'O Heer, wees ons allen barmhartig, want zodoende zijn wij immers de meest afschuwelijke zondaressen ten aanzien van U!'
[13] En de Heer sprak wederom tegen hen: 'Ja, luister, Mijn dochtertjes, als jullie zo doorgaan dan wordt jullie zonde immers groter, want jij, Purista, hebt Mij zojuist weer door jouw verzoek een raad gegeven, op grond waarvan Ik erbarmen met jullie moet hebben!'
[14] Hierop riep Purista van grote angst en verdriet: 'O, omwille van Uw goddelijkheid, wat heb ik, arme dwaas, gedaan?!'
[15] En Ghemela zei, eveneens klagelijk huilend: 'Nu zijn wij dus allemaal verloren!'
[16] Ook Naëhme en Pura wisten zich van angst en verdriet geen raad.
[17] Maar de Heer omarmde hen allen, drukte hen aan Zijn heilige borst en zei tegen hen: 'Dochtertjes, zijn jullie aan Mijn borst dan ongelukkig en verloren, terwijl Ik, jullie Schepper en Vader, jullie vurig liefhebbend zichtbaar op Mijn handen draag en stevig vasthoud zoals een moeder haar tere, geliefde zuigeling?'
[18] Deze vraag bracht het viertal weer tot bezinning, en Purista antwoordde half lachend, half huilend: 'O, beste Vader! Dan zijn wij dus - niet verloren! Maar - zondaressen – zijn wij toch zeker nog - ten aanzien van U?'
[19] Maar de Vader antwoordde haar: 'Als jullie zondaressen waren, dan zouden jullie niet bij Mij kunnen zijn; maar daar jullie geen zondaressen zijn, zijn jullie Mijn liefste dochtertjes, die Ik nu op Mijn handen draag!
[20] Ik wil echter als Vader Mij toch door Mijn lieve kinderen laten adviseren alsof Ik hun raad nodig zou hebben, en Ik wil hen ook werkzaam laten zijn alsof Ik hun werk en hulp nodig zou hebben!
[21] Want dat doe Ik allemaal vanuit Mijn grote liefde als Vader voor Mijn lieve kinderen, maar Ik stuur dan hun raad en hun daad zodanig, dat Ik daardoor toch altijd Mijn doel bereik.
[22] Daarom ook moet jij, Mijn dochtertje, Mij deze keer raad geven wat Ik nu moet doen en Ik zal niets eerder doen en niets anders doen dan wanneer en wat jij Mij zult aanraden!'
[23] Pas nu kreeg Purista weer moed, viel de Vader om Zijn hals, kuste Hem en zei toen: 'O, laat ook alle vrouwen in mijn keuken komen uit liefde tot U en komt U nu met ons allen in mijn keuken om U daar naar Uw welgevallen door allen als de lieve, heilige Vader te laten herkennen, liefhebben en aanbidden!'
[24] En de Heer sprak: 'Amen, zo zij het! Laten wij nu naar de hut gaan!'
[25] Ghemela vroeg echter aan de Vader: 'Vader, mogen wij ook in de hut bij U komen?'
[26] En de Heer zei: 'Dochtertje! In de hut evengoed als hier, want Ik ben overal en altijd dezelfde goede Vader! Volg Mij dus gerust! Amen.'
1 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.