De ascese onder de kinderen van de hoogte. De dood van Seth en de geboorte van Noach. Henochs en Lamechs gesprek over de lichamelijke dood van de mensen. Henochs rouw en wegneming door de Heer.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 117 / 366 »»
[1] Daarna leefden de mensen nog een lange tijd alsof zij half gestorven waren en beleefden geen vreugde aan de wereld, maar zij verlangden ernaar om zo spoedig mogelijk het eerste ouderpaar te volgen.
[2] De verachting voor de wereld ging bij sommigen zo ver, dat zij onder oude vijgenbomen kleine hutten bouwden en daar honderd jaar lang een puur kluizenaarsleven leidden, en niet van woning veranderden zolang de boom die hen zijn sober voedsel verschafte, leefde.
[3] Vele mannen zwoeren geen vrouw aan te raken; want zij zeiden in hun soms niet geringe verbittering: 'Waarom nog langer mensen verwekken? Staat niet ieder mens het lot van Adam en Eva te wachten, dus de dood en het vergaan van het vlees, dan is het toch beter niet in zo'n ellendig bestaan te worden geroepen! En als God toch ellendige mensen op deze gespleten wereld wil hebben, dan kan Hij ze opnieuw uit stenen en leem scheppen; maar wij, die weten wat na dit ellendige leven volgt, zullen ons niet meer laten gebruiken om ongelukkige wezens van onze soort in het leven te roepen!'
[4] Zo handelden ook veel vrouwen en sloten zich af en waren tot geen ontvangenis meer te bewegen; want ook zij zeiden: 'Voor de dood zullen dieren, maar geen mensen verwekt worden!'
[5] En zo wemelde het na verloop van honderd jaar na de dood van Eva alsook ten tijde van de dood van Seth, op de hoogte van zulke zonderlingen; en geen woord van de nog levende Henoch haalde iets uit en ook geen wonder teneinde de mensen van deze dwaasheid te genezen.
[6] En daar Henoch inzag dat er met deze spitsvondige mensen bij behoud van hun vrije wil niets meer uit te richten viel, bad hij tenslotte ook zelf de Heer dat Hij hem tot Zich mocht nemen.
[7] Maar de Heer zei tegen Henoch: 'Mijn getrouwe dienaar! Zie, dit jaar nog zal Lamech, je kleinzoon, een zoon krijgen! Deze moet je eerst nog zegenen; dan zal Ik ook jou verlossen van de wereld zoals Ik je heb beloofd!'
[8] En in hetzelfde jaar dat Lamech honderdtweeƫntachtig jaar oud was baarde Ghemela hem een zoon, die Henoch meteen zegende volgens de opdracht van de Heer.
[9] En Lamech voegde er na de zegening aan toe: 'Noach is je naam! Die zal ons troosten bij onze inspanningen en arbeid op de aarde, die God de Heer heeft vervloekt!'
[10] Aan deze uitroep van Lamech kan iedereen zien dat zelfs Lamechs gemoedsstemming niet meer zo helemaal in orde was, want hij maakte daardoor Mij, de Heer, een duidelijk verwijt over de vermeende vervloeking van de aarde omdat hij daarmee in zekere zin zei: bij God is er geen troost meer, want Hij heeft nu Zijn vreugde aan het doden van de lichamen van de vaderen. Daarom moest zijn zoon Noach een trooster worden!
[11] Maar Henoch verweet Lamech ook deze uitroep en maakte hem duidelijk dat Ik het gedrag van de kinderen nu met een beledigd hart aanzag omdat Ik toch Zelf hun allen een ander geestelijk leven in de geest na het afleggen van het verzoekende vlees had beloofd, geleerd en altijd overtuigend in ieders hart vormde.
[12] Maar Lamech zei: 'Dat weet ik even goed als jij, vader Henoch! Maar als ik altijd in mij dat zekere eeuwige leven zie, waarom kan ik dan degenen die zijn gestorven daarin nooit zien? Zie, daarvoor hebben wij geen leer en geen reden!
[13] Waarom mogen de geesten die overgegaan zijn dan niet naar ons toe komen en ons laten zien dat zij ook zonder lichaam leven hebben en bestaan?'
[14] En Henoch zei: 'Wat zeg je nu? Je hebt toch de geest van Adam, Zuriƫl en de geest van Abel en Sehel gezien! Wat wil je dan nog meer?'
[15] Maar Lamech zei: 'Zie, bij God zijn alle dingen mogelijk! Kan Hij niet de doden weer in het schijnbare leven en bestaan roepen wanneer Hij wil? En dan geloven wij dat het zo is!
[16] Maar als dat schijnbare leven zich terugtrekt, wat dan? Waar gaat het naartoe als het er voor onze zintuigen niet meer is? - Zie, dat is duidelijk de oude vloek! Wij zijn er om te worden gedood; om vervloekt te worden zijn we er, maar niet om te leven!
[17] Waar het leven is, moet het altijd zichtbaar zijn, maar niet alsof het geen leven is!
[18] Vanwege de zonde van Adam moet al het menselijke vlees worden gedood! Wat een vloek! Als ik nooit heb gezondigd, waarom moet mijn lichaam dan ter wille van Adams zonde worden gedood? Zie, dat vind ik hardvochtig!'
[19] Hierop zegende Henoch Lamech en ging naar buiten en weende voor de Heer.
[20] Maar de Heer troostte Henoch, nam hem met zijn lichaam tot Zich, en hij werd voortaan niet meer op aarde gezien, ofschoon de mensen hem overal zochten.
«« 117 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.