De goede woorden en de offervaardigheid van een van de honderd raadsheren. De opening van de tempels.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 156 / 366 »»
[1] Nu stond een ander van de raadsheren op en sprak: 'Broeders, ik meen de woorden van de tien beter begrepen te hebben dan iemand anders en ik denk dan ook geen ongelijk te hebben als ik mij juist tegen de vlucht uitspreek!
[2] Want met vuisten dekken betekent toch duidelijk niet iemand slaan, maar alleen iemand beschermen; en wanneer de tien ons beschermen als wij het juiste doen, waarom zou dan de vlucht als het meest raadzame en enig goede middel gezien moeten worden?!
[3] Doen wij vrijwillig het juiste, dan kunnen wij er zeker van zijn dat ons allen geen haar wordt gekrenkt, want de oude God, die eeuwig getrouw en vol van liefde en begrip is ten aanzien van degenen die zich berouwvol en weer volledig in Zijn heilige orde begeven, zal ook over ons geen gloeiende stenen laten regenen wanneer wij weer met een berouwvol en getrouw hart terugkeren in Zijn heilige orde, die Hij van eeuwigheid her heeft vastgesteld!
[4] Geef me de gouden sleutels, en ik ben niet bang om met honderd herauten de opening van de tempel luid in de hele stad te gaan verkondigen en dan voor de ogen van een talloze volksmenigte de tempel in de vlakte evenals die op de heuvel te openen!
[5] Wie van jullie mee wil gaan, moet meekomen; maar wie bang is dat te doen, laat die in de naam van de Heer thuisblijven! Maar aan die smadelijke vlucht moet niemand van ons meer denken, want die hebben de tien boden immers duidelijk als je reinste straf aangemerkt!
[6] Ik wil echter volkomen ernstig weer geheel tot God terugkeren; daarom zal ik niet vluchten! Liever wens ik hier ter plaatse door de vlammen van Gods toorn te worden verteerd dan ook maar één stap te vluchten voor God, de Almachtige, die mij overal kan grijpen en richten! -
[7] U, o God en Heer, beloof en zweer ik hier mijn volledige ommekeer en voortaan levenslange trouw! U alleen wil ik van nu af aan dienen en U liefhebben vanuit al mijn krachten gedurende de tijd van mijn gehele leven! Amen.'
[8] Deze krachtige woorden verbaasden alle andere raadsheren, en niemand durfde meer tegen hem in te gaan.
[9] En hij eiste de sleutels van de raadsheren, welke zeiden: 'Wil je ons dan allemaal in het verderf storten?'
[10] De spreker antwoordde echter: 'Neen, dat wil en zal ik niet! - Geef mij echter de sleutels, en ik zal voor jullie allemaal de schuld op mij nemen! In deze aangelegenheid wil ik een leugenaar zijn en als de minst schuldige onder jullie mijzelf als enige schuldige voor het hele volk aanklagen, opdat alle straf over mij kome en jullie vrij en gerechtvaardigd schijnen! Maar geef me de sleutels opdat ik jullie redden kan!'
[11] Hierop gaven de raadsheren de sleutels aan de spreker en deze nam ze aan met een diep geroerd hart, en hij nam nog honderd goede sprekers onder de vele hofdienaren mee om in alle straten de opening van de oude tempels te gaan verkondigen.
«« 156 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.