Ohlad wordt door de Heer tot koning beroepen. De Heer verschijnt als evenbeeld van Ohlad.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 164 / 366 »»
[1] Toen Ohlad zo bijna een heel uur voorover liggend voor het altaar gebeden had, riep een stem uit de witte wolkenzuil:
[2] 'Ohlad! Ik heb je aangezien! - Verhef je en ga rechtop staan opdat Ik bij je kom en je zalf met de olie van Mijn liefde en erbarming, en je omgord met Mijn wijsheid ter getuigenis van het verbond dat dit volk met Mij heeft gesloten, zich daar echter niet aan hield, maar het al spoedig zeer smadelijk verbroken heeft en al Mijn weldaden en Mijn grote erbarming vergat!
[3] Ik wil je nu als een goede koning over dit volk aanstellen en de wetten die je het volk zult geven, zullen ook door Mij geheel bekrachtigd zijn! En sta daarom nu weer op!'
[4] Ohlad stond op, vol verbazing over deze wonderbaarlijke stem en vroeg aan het tiental: 'Wie van jullie heeft nu zo duidelijk in naam van de Heer zo tegen mij gesproken?!
[5] Of is een van jullie misschien de Heer Zelf? O zeg me wat voor wonderbaarlijks hier aan de hand is! Want de stem die tot mij sprak, was verhevener dan de stem van ieder mens; ik houd haar voor de stem van God, of in ieder geval voor de stem van een geheel met Gods geest vervuld wezen!
[6] Spreek daarom, jullie machtige vrienden van God, en zeg me wie die zo heilige woorden tegen mij, totaal onwaardige, heeft gesproken!'
[7] En een van de tien zei tegen Ohlad: 'O mens, waarom vraag je dat? Wat wil je horen? Zie, de Heer staat aan je zijde! De stem van God heeft tegen je gesproken; de Vader heeft je geroepen! Wat wil je dan van ons?!
[8] Je kunt de stem van God toch van de stem van een mens onderscheiden; waarom vraag je ons dan, terwijl de Heer bij je komt en Hij je wil zalven als een machtig getuigenis van de grote ontrouw van al het volk ten aanzien van Hem?!
[9] Antwoord degene die je heeft geroepen en zoek Hem niet onder ons, daar wij evenals jij slechts mensen zijn; want de Heer Zelf zal je met eigen hand zalven en niet door de onze! Wend je daarom tot de Heer! Amen.'
[10] Hierop keek Ohlad vol eerbied om zich heen waar de Heer dan wel was.
[11] Maar de Heer sprak meteen weer tegen Ohlad: 'Ohlad, kom hier achter de wolkenzuil en je zult Degene zien die tegen je heeft gesproken; want Ik, je God, je Heer en je Vader wacht hier al heel lang op je! Kom daarom en overtuig je ervan dat lk het ben die je heeft geroepen en die nu tegen je zegt: kom en zie!'
[12] Vol allergrootste eerbied en liefde begaf Ohlad zich achter de witte wolk en vond tot zijn grootste verbazing zijn volkomen eigen wezen als zogenoemde dubbelganger.
[13] En dit volkomen evenbeeld van hem keek hem vast aan en bewoog zich niet van Zijn plaats.
[14] Deze verschijning overmande Ohlad en hij begon bang te worden.
[15] Maar het evenbeeld zei: 'Vrees niet, Ohlad, want Ikzelf ben het, je Heer en je God en je Vader!
[16] Verbaas je niet over de volkomen gelijkenis, want Ik heb je immers naar Mijn evenbeeld geschapen. Verbaas je daarom niet over hetgeen reeds sinds eeuwigheid in Mijn orde was gegrondvest!'
[17] Deze woorden kalmeerden Ohlad weer en hij werd opmerkzaam en vroeg de Heer in zijn evenbeeld tegen hem te spreken en hem Zijn allerheiligste wil mee te delen.
«« 164 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.