Alle honderd en tien gaan naar de tempel om de zegen te ontvangen. De vuurzee en Ohlads wijze woorden ter geruststelling. Het betreden van de tempel.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 180 / 366 »»
[1] De volgende morgen kwam Ohlad reeds twee uur voor zonsopgang met zijn ministers naar de negenennegentig toe en vond tot zijn grote vreugde allen reeds feestelijk voorbereid om de tempels binnen te gaan.
[2] Mannen, vrouwen en kinderen stonden daar bijeengekomen, en de bedienden wachtten op het uitgestrekte erf van hun gebieders.
[3] En toen nu alles gereed was, werd ook meteen de weg naar de eerste tempel ingeslagen.
[4] Toen het hele, grote gezelschap bij de voorhof aankwam, sloegen er onmiddellijk talloze bliksemschichten van het gouden dak van de tempel in de grote voorhof. Tegelijkertijd echter wenkten de tien ministers naar al de omliggende vuurspuwende bergen, en op hetzelfde ogenblik dreven deze hemelhoge vlammenzuilen uit hun kraters; en de met de vlammen ontsnappende reusachtige rookmassa's bedekten al spoedig het zichtbare uitspansel.
[5] Dit verschijnsel maakte op onze negenennegentig raadsheren een overweldigende indruk, want zij zagen hun dood voor ogen, dat wil zeggen zoals zij zich die voorstelden.
[6] Hevig bevend en sidderend naderde Danel Ohlad en zei: 'Machtige, door God gezalfde koning! Spaar ons, en laat ons toch niet zo ellendig te gronde richten, want jouw macht en geweld zijn verschrikkelijk!
[7] Wie zal er naast jou kunnen bestaan? Wie zal je onderdaan kunnen zijn en kunnen leven? Want voor hij er op verdacht is zullen de vlammen van jouw macht hem reeds omvatten en zijn lichaam tot as verbranden?'
[8] Maar Ohlad zei tegen Danel: 'Maak je geen zorgen over zulke dwaze dingen! Het is immers de ernst die de Heer jou, evenals ook al je metgezellen nu toont; en zou de Heer jullie deze ernst niet hebben getoond, dan zou je niet waardig zijn geweest hier de machtige zegen te ontvangen waardoor jullie de volkeren zullen trekken naar het licht van het leven uit God!
[9] Weg daarom met die dwaze angst, en weg met het beven en bibberen, want God, die toch een eeuwige, liefdevolle Vader is, komt jullie nu tegemoet in het hevigste vuur uit Zijn oneindige, heilige liefde tot jullie!
[10] Want ik noch deze ministers zijn in staat die bliksems van het dak en al dit vuur uit de aarde op te roepen; God Zelf doet dat alleen uit liefde tot jullie om je nog diepgaander voor te bereiden op Zijn aankomst in de tempel, die een zegen voor jullie is!'
[11] Deze woorden waren voldoende om Danel, evenals zijn metgezellen, van zijn grote angst te bevrijden en hem moed in te spreken om de voorhof te betreden en dan - na de ware opwekking van de levende deemoed en liefde - ook de tempel.
[12] Ohlad liet daarop meteen de poort van het voorhof openen en trad toen zelf met de grootste eerbied met het gehele, grote gezelschap naar binnen, bracht daar lof aan de Heer en ging vervolgens de tempel in, waar alleen de tien hem mochten volgen. Alle anderen van het gezelschap moesten in de voorhof blijven, want alleen de ingewijden mochten de tempel betreden.
«« 180 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.