De weerstand van de verkenners tegen het plan van de priesters om de gouden bergen te veroveren.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 207 / 366 »»
[1] De opperpriesters zeiden echter: 'Wij maken uit jullie woorden heel goed op dat je het met ons algemeen belang goed meent en ook werkelijk zeer goede kennis hebt van zaken en van de wereld; maar aan het begin van jullie woorden was al duidelijk te merken dat je ons het bereiken van de gouden bergen uit het hoofd wilt praten. Meer uit vrees die bezwaarlijke reis nog een tweede maal te moeten maken dan echt uit angst voor de reuzen.
[2] Want zie, als die reuzen, die jullie toch zeker hebben gezien omdat jullie hen gezien hebben, echt zulke verschrikkelijke wezens waren geweest, dan was beslist niet één van jullie teruggekomen zoals ook nog niemand van de gelijktijdig met jullie uitgezonden karavanen is teruggekeerd, omdat hen vermoedelijk iets ergs is overkomen.
[3] Maar jullie zouden ondanks de vreselijke reuzen allemaal hier weer behouden teruggekomen zijn als je je bij de tovenaar op de hoogte een beetje verstandiger had gedragen!
[4] Zie, dat is onze mening! Verdedig je daartegen als je dat kan!'
[5] En die ene van de tien zei: 'Hoogmachtige hooggeplaatste collega's van onze kleinheid ten opzichte van jullie! Je zult ons deze keer al bij voorbaat moeten vergeven als wij op jullie antwoord een tegenwerping moeten maken en je ronduit in heel korte bewoording aantonen dat je ons slecht hebt begrepen en in de verste verte niet hebt begrepen wat we tegen jullie hebben gezegd!
[6] Hebben wij er dan concreet over gesproken, dat wij bij deze onderneming in de handen van de reuzen moeten geraken?! Wij noemden immers slechts de kleine kans daarop, omdat deze verschrikkelijke giganten meteen achter de gouden bergen wonen! Wij zagen hen vanuit verborgen schuilhoeken waar zij ons niet konden zien, vervolgens belaadden wij 's nachts onze kamelen met goud en zijn toen heimelijk vertrokken.
[7] Zo is het ons wel eenmaal gelukt er heelhuids vanaf te komen, en wel omdat onze goudroof hoogst waarschijnlijk de eerste was die bij deze onschatbare bergen begaan is! Als echter deze eerste roof bij de bergen nu vast en zeker door de waakzame giganten is ontdekt, vragen wij ons af of een tweede poging ook zo gelukkig zal aflopen!
[8] Kunnen wij eigenlijk wel weten of deze giganten ons toch al niet op het spoor zijn en ons zelfs achterna komen?! Of misschien hebben zij daarom reeds zo'n bolwerk om de enorme gouden bergen gemaakt dat iedere adelaar duizelig zou worden als hij er overheen vliegt?!
[9] Of zij hebbende smalle landtong waarmee deze wereld met die van hun verbonden is, geheel en al doorstoken en daardoor beide werelden door zo'n machtig water gescheiden dat wij dat zeker niet kunnen doorwaden!
[10] Zie, dat bedoelden wij met de gevaarlijke strijd met de reuzen!
[11] Maar vraag jezelf af of je ons zo hebt begrepen! Wij vechten de mogelijkheid niet aan dat wij weer bij de bergen of althans in de buurt ervan kunnen komen; maar jullie moeten toch immers ook inzien dat deze onderneming ongetwijfeld met uitzonderlijk hoge kosten verbonden zal zijn voor een hoogst onzeker gewin en daarbij duizend gevaren!
[12] Moeten wij daarom voor niets en nog eens niets onze twee miljoen strijders opofferen en ons daardoor van alle macht ontdoen? Dat zou toch zeker dwaas zijn!
[13] Wanneer jullie echter iets willen doen, neem dan de waardeloze slaven en stuur die onder onze aanvoering daar naartoe! Gaan zij te gronde, dan hebben we niets verloren; en hebben zij succes, dan hebben we een veelvoud gewonnen! - Denk daar eens over na!'
«« 207 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.