Het aanleveren en de onderhoudskosten van de slaven.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 214 / 366 »»
[1] Al de volgende morgen werd een stroom slaven van beiderlei kunne bijeengebracht; het waren er wel meer dan driehonderdduizend.
[2] Er heerste een grote wanorde, en de opperpriesters wisten niet bij wie ze het eerst moesten beginnen met het afkopen van de slaven.
[3] Toen zeiden de tien: 'Laat iedere grote bij je komen en zeg: `Breng de lijst waarop staat aangetekend hoeveel slaven je hebt gebracht en geef je slaven een teken op hun voorhoofd; dan zul je volgens de lijst worden uitbetaald! Stemt het aantal op de lijst overeen met het aantal later bij de opname, dan kun je rustig met het geld naar huis gaan; maar wanneer dat niet het geval is, verlies je niet alleen het hele aantal hier naartoe gebrachte slaven, maar moet je ook nog eens hetzelfde bedrag als boete betalen!'
[4] Zie, dat is heel eenvoudig en het zal uitstekend werken; ga en verorden dat meteen, - anders zijn wij een jaar met de afkoop bezig!'
[5] De opperpriesters zeiden echter: 'Dat is allemaal juist! Jullie raad is goed, maar waar moeten wij zo snel naartoe met zoveel slaven? Waar moeten we hen onderbrengen, waarmee hen voeden en van de meest noodzakelijke kleren voorzien?'
[6] Maar het tiental zei: 'Waarvoor zijn eigenlijk die enorme paleizen waarvan wij er binnen de stadsmuur duizend hebben en waarvan elk gemakkelijk tienduizend mensen kan herbergen? Deze staan leeg en dienen alleen ter vergroting van ons aanzien! Daarin met die slaven! Werkelijk, al waren het er driemaal meer, dan konden wij hen met gemak onderbrengen!
[7] Waar hun voedsel vandaan halen? - Hebben jullie niet in al die paleizen voorraadkamers die overvol zijn met granen en vruchten?! Hoe zou het zijn wanneer jullie die eens een beetje zouden luchten?! Want er is immers zoveel dat heel Hanoch daar twintig jaar lang van zou kunnen leven!
[8] Waarmee die vele slaven kleden? - Hoe zou het ook in dit geval weer zijn als jullie de enorme magazijnen vol militaire kleding een beetje zouden luchten voor een doel, waardoor na verloop van enkele jaren diezelfde magazijnen met goud volgestopt kunnen worden zoals ze nu volgestopt zijn met soldatenkleding?!'
[9] De opperpriesters zagen dat in, maar zij berekenden dat het bedrag per man nog hoger uit zou komen.
[10] Maar de tien spraken: 'Wie maar weinig inzet, kan nooit op een grote winst rekenen! En wij denken dat waar het om de winst van een hele gouden wereld gaat, men tevoren geen kosten moet schuwen!'
[11] De woorden `gouden wereld' betoverden de opperpriesters; zij willigden toen alles in. Zij richtten zich tot de groten voor de lijsten en de merktekens op het voorhoofd van de slaven.
[12] De groten maakten daarop nauwgezet hun lijsten op en merkten de slaven op hun voorhoofd en wel iedere slavenhouder op zijn eigen wijze; en het loskopen kwam toen goed op gang.
[13] De gekochte slaven werden dan meteen in een of ander paleis ondergebracht, gekleed en gevoed, en nu mochten degenen die konden spreken weer spreken. Maar velen moesten weer eerst leren spreken.
[14] En in een maand tijds was het hele werk zonder verdere bezwaren ten einde.
«« 214 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.