De nieuwe vergadering van de hoge raad van opper- en onderpriesters. Het plan van de geslepen onderpriester tot wraakneming tegen de hooglanders.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 222 / 366 »»
[1] Toen de hoge raad van opperpriesters en alle onderpriesters op de derde dag bijeenkwam in de grote open raadzaal, bestegen meteen verschillende opperpriesters het podium en een van hen zei:
[2] Luister naar mij, dienaren van de goden tezamen met mij! Welk een allerschandelijkst vergrijp - de aarde kent geen woorden om dat ook maar enigszins te beschrijven - de tien levensgrote spitsboeven aan ons hebben begaan, weten jullie maar al te goed, zodat het hier niet nodig is om deze misdaad aller misdaden nog eens speciaal op te rakelen!
[3] Aangezien wij daar allemaal precies van op de hoogte zijn, gaat het er nu alleen maar om, een middel te bedenken waardoor die tien beesten samen met hun hele aanhang op de meest verschrikkelijke, pijnlijke, huiveringwekkende, ongeëvenaarde, buitengewone en duivelse manier gestraft kunnen worden, ongeacht wat dat kost, want laten wij dit ongestraft dan zullen spoedig nog andere spitsboeven in ons rijk aanleiding vinden tot soortgelijke ondernemingen!
[4] Daarom moet nu al onze zorg en denkkracht erop gericht worden die schurken in het hoogland zodanig te straffen dat daarop de hele aardbol zal huiveren en alle bergen moeten wenen omdat zij hen zo'n veilig toevluchtsoord verschaften! Het gaat hier dus om een buitengewoon en onfeilbaar middel om wraak te nemen! Wie van ons in staat is met zo'n middel naar voren te komen zal de kroon van de machtigste alleenheerschappij over de hele wereld ten deel vallen! - Ik heb gesproken, en laat nu degene spreken die een dergelijk middel kent!'
[5] Hierop kwam onmiddellijk een zeer geslepen onderpriester naar voren die om toestemming vroeg te mogen spreken. Dat werd hem meteen toegestaan en hij beklom toen, schijnbaar vol eerbied het podium en begon als volgt te spreken:
[6] 'Luister naar mij, hoge en almachtige dienaren van de aarde en van alle goden en alle sterren van de hemel en jullie enige bestuurders van de zon en de maan!
[7] Ik, de allerminste en meest onwaardige, een allervuilste en stinkende knecht vergeleken met jullie, allerhoogsten, heb in het afschuwelijk stinkende vuil van mijn hersens toch drie korrels gevonden die van goud lijken te zijn volgens mijn mening, die vergeleken met jullie, stralende zonnen, natuurlijk uiterst troebel is! (Hier viel de bescheiden spreker veel bijval ten deel.)
[8] Mijn in ieder opzicht duizendvoudige nietigheid ten aanzien van jullie, allerhoogsten, gelooft weliswaar alleen in haar allerhoogste domheid tegenover jullie allerhoogste wijsheid het volgende: als deze drie korrels worden uitgeworpen over de tien, van wie ik de naam zelfs met mijn afschuwelijke tong niet waag uit te spreken, dan zou hun hoogland wel eens iets te laag voor hen kunnen zijn en hun geen bescherming meer kunnen bieden tegen jullie boven alles verheven rechtvaardige gerechtigheid! (Lang aanhoudende onstuimige bijval.)
[9] Wij zijn goed op de hoogte van de beginselen van de aërostatica! Kunnen wij die niet zo toepassen dat wij daarmee zelfs de meest onbeklimbare bergtrappen kunnen bezetten?! Dat zou geweldig zijn!
[10] Verder zijn wij de geraffineerdste mijnbouwers! Kunnen wij op de meest geëigende plaatsen de bergen niet ondermijnen en door zulke mijngangen dan geheel onverwacht de beesten van het hoogland gedurende de nacht overvallen en hen allen kwalijk ombrengen?!
[11] En tenslotte zijn wij toch de grootste politici! Laten wij die beesten via de weg van gehuichelde, meest intieme vriendschap naar buiten lokken; en zijn zij eenmaal in onze val gelopen, dan zal geen duivel hen meer aan ons gezag ontrukken en hen bevrijden van onze moedwillige wraak!
[12] Hoogalmachtigen, dat zijn de drie korrels die ik in mijn duizendvoudige nietigheid voor jullie in het stinkende vuil van mijn afschuwelijke hersens heb gevonden! Welk een zaligheid zou het voor mij, smerigst dier vergeleken met jullie helderheid van duizend zonnen zijn, als jullie slechts één ervan enigszins zouden kunnen gebruiken!'
[13] Enorme storm van bijval. En een opperpriester sneed een stuk van zijn opperkleed en maakte dat vast aan de mantel van de spreker, hetgeen werkelijk de allergrootste onderscheiding was.
[14] En de opperpriester zei: 'Alle drie de middelen zijn voortreffelijk; het laatste zullen wij het eerst proberen! Mislukt dat - wat hoogst onwaarschijnlijk lijkt te zijn -, dan blijven er voor ons nog twee, weliswaar tamelijk kostbare, over!'
[15] Hierop werd ook aan de nieuwe opperpriester gevraagd hoe het voorstel hem beviel.
[16] En deze sprak: 'Ik zeg nu niets anders meer dan: doe wat je wilt; ik wens jullie bovenal zeer veel geluk en ook buitengewoon mooi weer, - al het andere zal vanzelf gaan!'
[17] Met dit antwoord waren de opperpriesters samen met de koninklijke hogepriesters het ook volkomen eens en zij begonnen meteen te beraadslagen over een politiek vriendschappelijk gezantschap.
«« 222 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.