De eerste diplomatieke onderneming tegen de hooglanders.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 223 / 366 »»
[1] Bij het overleg vanwege de politieke vriendschapsdelegatie naar de tien in het hoogland, werd tenslotte besloten dat de geslepen onderpriester als raadgever natuurlijk zelf de aanvoerder moest zijn. Hem werden nog dertig onderpriesters meegegeven die geheel geworteld waren in het opperpriestersschap, opdat deze ene zeer pientere onderpriester bij deze missie niet ook in de voetstappen van het tiental zou treden.
[2] Deze missie van dertig onderpriesters als begeleiders en de ene aanvoerder werd rijkelijk voorzien van allerlei vriendschapsgeschenken die bestonden uit goud, zilver en edelstenen. Twintig kamelen hadden genoeg te dragen met deze last.
[3] En de ene zag heimelijk met grote voldoening die rijke vriendschapsgaven voor de hooglanders, want hij had al goed berekend hoe hij ze zou gebruiken.
[4] Bij het vertrek drukten de opperpriesters hem zeer nadrukkelijk op het hart dat hij zijn eed van trouw steeds in gedachten moest houden.
[5] Hij verzekerde dat ook onder veel geveinsde tranen, en zelfs zijn begeleiders, die de opperpriesters zeer welgezind waren, gaven het volgende getuigenis over hem: 'Neen, neen! Voor hem staan wij met ons leven in, want in deze borst heerst geen enkele slechte gedachte. Zijn tranen zijn voor ons het zekerste pand van zijn trouw! O, hem kun je hemel en aarde toevertrouwen!'
[6] Na meerdere van zulke verzekeringen ging het gezantschap op weg zonder begeleid te worden door argwaan van de opperpriesters.
[7] Maar in het hoofd alsook in het hart van die ene onderpriester zag het er heel anders uit dan hij naar buiten toonde, want hij had de zaak als volgt opgezet:
[8] 'Als eerste moet het vriendschapsgeschenk voor de tien worden aangeboden! Het tiental zal de vriendschap dan om louter politieke redenen beantwoorden! Waarom? Dat is niet moeilijk te raden; namelijk om daardoor de opperpriesters in hun val te lokken!'
[9] Dat had die ene allemaal al van tevoren bedacht; daarom wist hij zijn groep ook behoorlijk te leiden.
[10] Toen deze stoet van afgevaardigden op de derde dag in de voormiddag de grote, als van goud uitziende toegangspoort naar het hoogland bereikte, werd het gezantschap meteen aangehouden en haarfijn ondervraagd en doorzocht voor ze werden toegelaten, en ze werden vandaar onder zware begeleiding naar de tien gebracht, die in een burcht op een hoge en weidse rots woonden.
[11] Maar toen de ene aanvoerder zulke grote dingen van zuiver goud aanschouwde zei hij tegen zijn metgezellen: 'Vrienden, hoe schamel komen hier onze vriendschapsgeschenken tot hun recht, waar ons van alle kanten hele bergen van het zuiverste goud tegemoet stralen en waar de enorme rots waarop het tiental een stralende gouden burcht heeft, zelfs hier en daar van nature uit het zuiverste goud lijkt te bestaan? Lijkt het er niet op alsof wij een druppel water naar de zee dragen?! - Maar het gaat om de intentie! Een schelm is hij die meer geeft dan hij kan en dan hij heeft!'
[12] Zijn begeleiders gaven hem gelijk, maar hij dacht bij zichzelf: wanneer het er hier zo voorstaat, dan heb ik het hele gespuis van opperpriesters al zo goed als in de val! Nu nog het oordeel van het zeer met mij bevriende tiental, en het werk is geslaagd!
«« 223 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.