De tempel van de wind.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 245 / 366 »»
[1] Ten oosten van Hanoch en wel op een afstand van drie dagreizen, lag een middelgebergte.
[2] Het hoogste deel van dit gebergte werd gevormd door vier heuvels van gelijke hoogte die allemaal een tamelijk regelmatige kegelvorm hadden; deze vier heuvels stonden niet helemaal in een rij, maar stonden zo dat hun toppen de uiteinden of hoeken van een iets verschoven vierhoek vormden.
[3] In de nogal aanzienlijke hoogvlakte tussen deze vier heuvels lag een niet onbeduidend meer met een omtrek van zo'n drie uur gaans. Dit meer had vier tamelijk grote afwateringen en die liepen natuurlijk door de vier dalen tussen de vier heuvels.
[4] Op ieder heuvel was een open zuilentempel gebouwd en iets lager - bijna aan het meer - bevonden zich de gebouwen waarde priesters in woonden, die echter geen deuren hadden die duidelijk aan de gebouwen te zien waren, maar aan de andere kant van de heuvel liep een tunnel en alleen daardoor kon men in het gebouw komen; evenzo ging ook een onderaardse gang van ieder woongebouw naar de tempel op de top van de heuvel.
[5] In het midden van iedere tempel was een machtige pijler gebouwd. Aan ieder van de vier wanden van de pijler was een kolossale, grof bewerkte, holle metalen kop ingemetseld. Iedere kop had een open mond zoals bij iemand die bijvoorbeeld kolen of iets anders aanblaast; alleen was de opening natuurlijk ruim twee voet in doorsnee.
[6] Vanaf de pijler liep een onderaardse leiding met een doorsnee van meer dan twee voet, ongeveer tweehonderd vadem neerwaarts naar een geheel verborgen kunstmatige grot. In deze grot, die zo groot was als nu een betrekkelijk grote kerk, bevond zich een machtige door een waterrad aangedreven blaasbalg, die iedere seconde zo'n tienduizend kubieke voet lucht door de genoemde buis naar een van de tempels vervoerde. Vanzelfsprekend had iedere tempel zijn eigen blaasbalg in het ravijn.
[7] Viermaal per jaar werd in dit wonderoord een groot offerfeest gehouden dat hier uiteraard de vier winden betrof. Aan deze vier winden moest iedereen van alles wat hij had heel rijkelijk offeren, - anders had hij ontzettende stormen te duchten. Op de vastgestelde offerfeestdagen wemelde het van duizenden en nog eens duizenden bedevaartgangers die rijkelijk beladen waren met allerlei offergaven.
[8] Als de tempels geheel door mensen omgeven waren, kwamen opeens door een verborgen deur die kunstig in een zuil was aangebracht de priesters als tevoorschijn getoverd de tempel in, gaven door middel van een vlag een teken naar de omgeving waar de geheime blaasbalg zich bevond, en onmiddellijk zetten de machinisten de balg volop in bedrijf, en uit de open blaasmonden van de vier kolossale koppen aan de pijler begon zo'n machtige luchtstroom te blazen dat die op een afstand van twintig vadem nog orkaansterkte had.
[9] Hierdoor herkende het volk nu de heren van de winden en moesten hen menigmaal grote offers brengen als zij hen voor zich wilden winnen, maar zij mochten niet al te vast op hun trouw rekenen, want de heren van de winden moesten immers zeer ongebonden zijn!
[10] Hetzelfde blaastoestel kon ook door andere leidingen op het oppervlak van het meer gericht worden, waardoor er op het meer behoorlijk grote golven ontstonden, met name in de buurt waar de pijpen in het water van het meer uitkwamen.
[11] Wat dergelijke indrukwekkende illusies voor invloed op het domme volk uitoefenden kan iedereen zich gemakkelijk voorstellen.
[12] Hierna nog meer van zulke schetsen!
«« 245 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.