Mahals opheldering over de wonderbaarlijke stem. Fungar-Hellans ergernis en aanklacht tegen God. Mahals verlegenheid om een antwoord.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 296 / 366 »»
[1] Fungar-Hellan liep direct naar Mahal en vroeg hem wat die merkwaardige roep toch te betekenen had.
[2] En Mahal zei: 'Vriend Fungar-Hellan! Deze roep kwam niet uit de mond van vele mensen, maar - geloof me! - dit zijn woorden uit de onzichtbare mond van God! En deze woorden betekenen zoveel als: God zal weldra een gericht over de wereld zenden dat zijns gelijke nog nooit heeft gehad zolang deze aarde door mensen is bewoond! - Om die reden zal de wederopbouw van je burcht wel weinig zin meer hebben!'
[3] Hierop zei de boos geworden Fungar-Hellan tegen Mahal: 'Maar zeg mij dan eens wat die oude, altijd knorrige God wil! Indien wij mensen Hem niet bevallen zoals Hij ons heeft geschapen en zoals wij zijn, dan moet Hij ons anders maken opdat wij dan zodanig zijn als het Hem het meest welgevallig is!
[4] Ik moet je echter eerlijk bekennen dat jouw God met Zijn voortdurende dreigen met een gericht Zich in hoge mate zwak toont en van Zichzelf aan ons, Zijn schepselen, een onvolkomenheid openbaart waarvan zich werkelijk geen enkel eerlijk mens bewust is! Als Hij ons mensen al als vrije wezens heeft geschapen, waarom verstrikt Hij ons dan in bepaalde wetten die de ons door Hem gegeven natuur evenzeer tegenstaan als de dood zelf?
[5] En kunnen wij ten gevolge van verschillende omstandigheden deze wetten dikwijls onmogelijk houden, of maken wij met beelden voorstellingen van Hem en Zijn werkende krachten die we laten vereren door het volk dat van Hem, die Zich nooit laat zien, geen voorstelling kan vormen, dan is Hij er onmiddellijk en begint weer met Zijn oude dreigementen over een gericht dat Hij reeds tegen Kaïn heeft geuit! Vind je dat niet uiterst dwaas van een God?!
[6] Als Hij mijn bestuur niet goed vindt, laat Hem dan komen en mij tonen hoe Hij het wil hebben, - dan zal ik dat vormgeven naar Zijn wens! Maar Hij zegt een eeuw lang niets en gedraagt Zich alsof Hij niet bestaat, of alsof Hij slaapt, of over alles en iedereen volledig tevreden is! Daardoor gaat in de lange loop der tijden wel veel van Zijn eens geopenbaarde wil en de vervulling daarvan teloor! Maar wiens schuld is dat anders dan van de Schepper Zelf omdat Hij niet te allen tijde hetzelfde is?!
[7] Als Hij Zich aan het ene volk als een wijze Leraar kan tonen, waarom dan niet aan het andere?! Is dan het ene volk minder door Hem geschapen dan het andere?! Laat Hij daarom komen en ons veranderen of ons vernietigen, - maar dan ogenblikkelijk opdat het afgelopen is met die lastige dreigementen; want waarlijk, ik heb nu schoon genoeg van dat alles!
[8] Je zult wel zeggen dat de Heer meerdere malen boden naar ons toe heeft gestuurd! Maar ik zeg: zulke boden verschaffen een ware God werkelijk geen eer omdat zij uiteindelijk zwakker zijn dan wij, naar wie zij gezonden waren!
[9] Laten wij bijvoorbeeld Waltar nemen! Vraag: hoe kan een wijze God zo'n profeet naar een volk als ons Hanochieten sturen, om ons te bekeren?! Heeft hij ons niet ver overtroffen in alle zwakheden, en toch had hij voor ons een door God gezonden profeet, een leraar in Gods kracht moeten zijn!
[10] Zeg, zeg me, - hoe valt dat te rijmen met jouw oude God die almachtig en hoogst wijs schijnt te zijn?!'
[11] Mahal was totaal perplex door deze woorden en wist niet wat hij de generaal moest antwoorden.
[12] Maar de generaal drong er nu ernstig bij Mahal op aan dat hij een antwoord van hem wilde.
«« 296 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.