Onderricht door de mooie Agla aan de waterpriesters op wens van Fungar-Hellan.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 318 / 366 »»
[1] Toen de waterpriesters voor het aangezicht van Fungar-Hellan kwamen, bogen zij belachelijk diep en een van hen begon als volgt het woord te voeren:
[2] 'Oneindige, allerhoogste, boven alles almachtige god der goden, vorst der vorsten, heer der heren! O gij, voor wie alle grondvesten der aarde beven en alle wateren bevend naar het geluid van zijn stem luisteren, die de grondslag van hemel en aarde hebt gelegd en de grote stad voor miljoenen volkeren naar uw welgevallen hebt gebouwd, - o, laat ons afschuwelijke wormen allergenadigst weten wat u van ons verlangt!'
[3] Er brak een algemeen gelach uit in de grote tent van de generaal over deze uiterst domme openingswoorden, en de generaal keerde zich naar Agla en verzocht haar, zich nu volgens de raad van haar vader tot deze uitgesproken narren te wenden om hen door enkele juiste woorden van hun dwaasheid te overtuigen en hun dan een goede les te geven.
[4] En Agla kwam in haar grijze kleed van de achtergrond naar voren, scheidde haar haar en toonde deze vleiende mooipraters haar buitengewoon mooie gezicht, dat deze wellustige priesters nagenoeg sprakeloos maakte, want zij stonden er als half versteend bij, en geen van hen bewoog zijn hoofd ook maar een millimeter om deze lust voor het oog niet één enkel ogenblik uit het gezicht te verliezen.
[5] Agla monsterde de priesters enige tijd en vroeg hun tenslotte: 'Waarom staan jullie zo stom en dom voor mij? Zeg me liever of jullie vroegere woorden tot de generaal serieus bedoeld waren, dan zal ik je een ander woord geven! Spreek; ik gebied het jullie in naam van de grote, eeuwige God!'
[6] Maar toen de priesters de zoete stem van Agla hadden gehoord waren zij daar zo verrukt van dat zij niets dan enkel stomme of veel meer ongearticuleerde geluiden voortbrachten zoals: 'Ah-ah-ah, oh-oh-oh!'
[7] Slechts een van hen bezat nog zo veel kracht dat hij de volgende zeer domme zin uitkraamde: 'Oh-oh-oh - jij bent, - zonder weerga! - Oh-oh-oh - jij eindeloze belichaming van alle - alle - alle vrouwelijke schoonheid! Wie kan jou aanschouwen en leven tegelijk?! Wie kan spreken wanneer zijn oren de hemelse geluiden der sferen en harmonieën uit jouw mond hebben gehoord?! Oh-oh-oh - jij schoonste, schoonste, schoonste - jij hemelse, hemelse, hemelse!'
[8] Hierop verlamde de verrukking ook de mond en de tong van deze spreker, en zo stonden nu alle priesters er verstomd bij.
[9] Onwillekeurig moest Fungar-Hellan erom lachen en hij zei tegen Mahal: 'Daar hebben we nu die dwazen! Wat valt er nu met hen te beginnen? Zij zijn door de aanblik van Agla geheel betoverd! Wij moeten de lieve Agla weer laten terugtreden, anders worden deze kerels nog waanzinnig van liefde en dan zullen wij niets meer met hen kunnen aanvangen!'
[10] En daar Mahal dat zelf inzag, riep hij Agla bij zich en zei tegen haar: 'Mijn lieve dochter, hier zul je niets bereiken; verberg je daarom weer, anders beleven we nog een smadelijke vertoning!'
[11] En Agla gaf haar vader gelijk en trok zich onverrichter zake terug.
[12] Daarop werd Kisarell geroepen. Toen hij tevoorschijn kwam, werd hij door de priesters voor de verklede Agla gehouden omdat hij erg op Agla leek. Hij veroorzaakte daardoor een nog grotere verrukking bij de priesters; maar hij bracht niemand tot spreken en moest zich daarom ook terugtrekken.
[13] Wat verder, - in het vervolg!
«« 318 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.