Mahal bij Noach. Mahals verslag over de toestand van de volkeren in de laagte. Het verdriet van Noach en Mahal.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 332 / 366 »»
[1] Binnen tien dagen kwam Mahal aan op de nog geheiligde hoogte bij Noach, die hem al een heel eind tegemoet kwam.
[2] Toen de beide oude broers elkaar ontmoetten, omarmden zij elkaar en voelden een grote vreugde elkaar weer te zien.
[3] Noach vroeg dadelijk aan Mahal hoe het er in de landen en rijken van de laagte voorstond, of zij zich wel tot de Heer richtten of steeds meer naar de wereld.
[4] En Mahal zei: 'O broeder, de totale goddeloosheid van alle volkeren die ik nu op mijn verre reizen volkomen heb leren kennen, is de eigenlijke reden dat ik nu al hier ben!
[5] Ik was nog steeds vervuld van de beste verwachtingen dat het mij door Gods genade zou lukken de volkeren door hun koningen en vorsten voor God te winnen; maar tien dagen geleden liet de Heer mij helder zien hoe het er met de mensheid op de aarde voorstaat. Hij liet mij ook duidelijk beseffen dat er met de mensen door wonderen noch door wat voor andere middelen ook iets te bereiken valt.
[6] Want zij zijn zo geheel en al naar de wereld gekeerd dat bij allen de geest volkomen is ondergegaan; en hoe moet een mens het geestelijke en goddelijke in zich opnemen als er geen geest meer in die mens heerst?!
[7] Als het nu nog maar weinig mensen betrof, dan kon men nog wel denken dat het mogelijk was ze te bekeren; maar wat kan een enkel mens tegen zo vele miljoenen verstokte goddeloze mensen doen?!
[8] Zij horen iemand wel een tijd lang aan, maar al spoedig keren zij hem onverschillig de rug toe. Als het goed gaat wordt men uitgelachen en heeft men zelfs medelijden als met een nar; maar gaat het slechts iets minder goed dan wordt men afgeranseld, opgesloten en ook om het leven gebracht! Want ik zeg je: in de laagte is een mensenleven even weinig waard als hier bijvoorbeeld het leven van een mug!
[9] O broeder, ik huiver wanneer ik over de laagte nadenk! Waarlijk, in de hel, waarvan wij allang weten hoe het daar is, gaat het er bijna beter toe!'
[10] Toen Noach deze afschildering van zijn broer had gehoord, zuchtte hij diep en zei: 'Het is dus juist zoals de Heer het mij in mijn geest heeft getoond! O wereld, wereld, waarom wil je je door de zachtmoedige geest van God niet meer laten bestraffen en wil je liever het gericht en je eeuwige ondergang tegemoet?!'
[11] Beide broeders gingen nu zwijgend naar de hoogste plek, waar eens Adam woonde, en weenden samen over de zo heerlijk geschapen aarde.
[12] En Mahal zag al spoedig de grote, bijna voltooide waterkist en verwonderde zich zeer hoe deze in zo'n korte tijd zover was gevorderd.
«« 332 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.