De troostende woorden van de Heer tegen Noach en Zijn diepe droefenis over de mensen. De laatste pogingen van de Heer om de mensen van de laagte te redden.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 352 / 366 »»
[1] Hoe stond het ervoor toen de Heer Noach opdroeg de ark binnen te gaan:
[2] Toen de hemel geheel bedekt raakte en de wolken de nabij gelegen bergtoppen in een dichte nacht begonnen te hullen en de laagte ver onafzienbare verten dampte als een brandende stad, kwam de Heer naar Noach toe, vervuld van weemoed en verdriet, en zei tegen hem:
[3] 'Noach, vrees niet; want zie, Ik, de Heer van alle schepselen en alle dingen, ben bij je om je te beschermen tegen al het onheil dat Ik nu over de wereld zal laten komen omdat de slecht geworden mensen het zo wilden hebben!
[4] Zie, zie, hoe treurig ziet het er nu uit op deze oude aarde! De technische kundigheid van de mensen heeft zonder dat ze het wisten en wilden de slechte gevangen oergeesten van deze aarde voortijdig vrijgemaakt, waardoor zonder gericht alle hemelen in gevaar zouden komen. Daardoor is nu de ruimte van de aarde tot aan de maan met zulke geesten gevuld. En zou niet door een plaatselijk gloeien van de wolken, waarin de vrijgekomen boze geesten nu woeden en tieren, een lichtschijn op de aardbodem vallen, dan zou hier een zodanige nacht zijn dat alle leven zou moeten verstikken; want het zonlicht kan niet meer door zulke wolkenmassa's en dampen doordringen!
[5] Maar de mensen van de laagte vrezen niet! Zij verlichten hun steden met fakkels en grote olielampen en zijn daarbij vrolijk; zij vrijen nog en laten zich vrijen en houden feestmalen, spel en dans, terwijl Ik, hun Schepper, om hen treur en hen niet kan helpen zonder hen in hun geest voor eeuwig te vernietigen!
[6] O Mijn Noach, dat is een hard gelag voor een Vader die Zijn kinderen voor de afgrond ziet en hen niet kan en mag helpen - dan alleen door een nieuwe drastische gevangenname, welke het op handen zijnde en nu onontkoombare gericht is! - Wat moet Ik daarvan zeggen?
[7] Zie, er zijn op aarde in ver van hier verwijderde gebieden nakomelingen van Kaïn! Voor hen was een indirecte openbaring genoeg, en tot op dit uur leven zij nog in Mijn orde; en de weinigen onder hen die meer of minder regelmatig door een daad hun geweten hebben belast, heffen nu in deze algemene nacht van het naderende gericht vertwijfeld hun handen naar Mij op en smeken Mij om erbarmen!
[8] Maar Ik zeg je: zie, Ik zal Mij ook in hun nood over hen ontfermen; maar dit uitgestrekte gedeelte van de aarde waar Mijn kinderen tussen de kinderen van de wereld wonen, zal nu Mijn onverbiddelijke gericht ondergaan!
[9] Maar voor Ik de wateren uit de wolken op aarde laat vallen wil Ik in de laagte nog zeven dagen lang de mensen door allerlei verschijningen doen schrikken en waar mogelijk hen daardoor dwingen hierheen te vluchten!
[10] Wij zullen dus nog zeven dagen wachten hier in deze nacht, en Ik zal van hier tot Hanoch en nog verder een zwak licht laten schijnen opdat niemand die zich nog wil redden de weg hiernaartoe zal mislopen; en mocht iemand hierheen komen, al was het Fungar-Hellan zelf, dan moet hij in de ark worden opgenomen!'
[11] Na deze woorden werd het schemerachtig licht van de hoogte tot aan Hanoch en nog verder; en de Heer opende bij Noach het geestelijk zien, zodat hij tegelijk met de Heer in alle diepten kon schouwen; maar men zag niemand de stad uittrekken.
[12] Er klonken oproepen zo geweldig als de donder; maar niemand trok er zich iets van aan. Er braken branden uit in Hanoch en die joegen velen grote angst en schrik aan; maar toch wilde niemand de stad verlaten. Er braken onderaardse wateren uit die Hanochs pleinen en stegen manshoog onder water zetten; toen vluchtten de armeren wel op de nabijgelegen heuvels, - maar de rijken namen boten en schuiten en voeren juichend over pleinen en door stegen, en niemand begaf zich meer naar de hoogte.
[13] En in de laagte duurden deze calamiteiten zeven dagen: en toch trok niemand er zich iets van aan.
[14] Toen brak het geduld van de Heer en Hij leidde Noach naar de ark.
[15] Hoe en wat verder, - in het volgende!
«« 352 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.