Meer over de zondvloed.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 359 / 366 »»
[1] Reeds het woord `vloed' duidt op een uitstromen van het water over de aarde vanuit Hanoch, en beslist geen algemeen stilstaand water over de gehele aarde.
[2] Hanoch zelf bedekte met zijn uitgebreide omstreken een gebied en een dicht bewoonde oppervlakte van bijna achtduizend vierkante mijl, dus een land op zich, dat zeer geschikt en groot genoeg zou zijn geweest om in de huidige tijd een belangrijk koninkrijk te zijn. Daarbij heerste het op een kleine uitzondering na over heel Azië en hield overal huis.
[3] Nu laten wij over deze buitengewoon grote ruimte een meer dan drieduizend vadem hoge watermassa komen, en het zal blijken hoe ver dan de overstroming kan reiken,- en vooral wanneer men als bewezen kan aannemen dat Midden-Azië het hoogste land van de aarde was en dat voor het grootste deel in de richting van het zuid-oosten tegenwoordig nog is.
[4] Men zou hier weliswaar tegenin kunnen brengen: 'Goed, als de vloed van Noach alleen maar een plaatselijk hoogwater over een uitgestrekt gebied was, hoe kon het dan op natuurlijke wijze zo'n huiveringwekkende hoogte bereiken zonder tevoren naar alle kanten in honderd mijlen brede stromen weg te vloeien?'
[5] Om deze omstreden tegenwerping recht te zetten, kan het volgende dienen: ten eerste was de veertig dagen durende regen wel over geheel Azië, een groot deel van Europa, alsook over Noord-Afrika verbreid en veroorzaakte op zichzelf al grote overstromingen in de dalen; maar aangezien in deze landen de ondergrondse wateren er niet bij kwamen, kon de overstroming of de vloed niet zo'n hoogte bereiken als in Azië, waar de doorbraak van de ondergrondse wateren vooral de doorslag gaf.
[6] En wanneer men zeker kan aannemen dat ten tweede in Azië bij de hevigste regen honderdduizenden geweldige springbronnen kwamen, waarvan de kleinste in een minuut tien miljoen kubieke voet water naar de oppervlakte van de aarde bracht, dan wordt het wel begrijpelijk hoe de vloed van Noach over Azië zo'n hoogte heeft kunnen bereiken ondanks de gelijktijdige machtige afvoer alom.
[7] Van daaruit kon hij immers wel met het vreselijkste geweld naar alle richtingen van de wereld stromen en dat diluviale patroon teweegbrengen dat de tegenwoordige tijd nog rijkelijk aantoont, dat echter niet verwisseld moet worden met wat van de periodieke afwisseling van zee en land afkomstig is. (3)
[8] De voornaamste sporen van Noachs vloed zijn het op behoorlijke hoogten veelvoudig voorkomen van aangevoerd rivierpuin, de hier en daar voorkomende versteende botten van dieren van vóór de tijd van Noach alsook de veel voorkomende bruinkoolafzettingen en vervolgens ook de zichtbare erosie van de bergen, zodat die er nu geheel naakt bijstaan. Alle andere vormen behoren ofwel tot de veranderingen van de zee of tot grote plaatselijke vuuruitbarstingen.
[9] Zo is nu het wezen van Noachs vloed ook natuurkundig uiteengezet en willen wij nu tot de duur en het einde daarvan overgaan.
«« 359 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.