De bekommerde Mira in gesprek met Henoch.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 4 / 366 »»
[1] Maar de jonge spreekster, die Mira heette, merkte al gauw wat voor een schrik haar weinige woorden bij de vrouwen teweeg hadden gebracht, en zij dacht bij zichzelf: 'Wat zal nu het gevolg zijn van deze gebeurtenis? De moeders en de zusters zijn nu opeens geheel verstomd en uit ieders gelaat staart grote angst en een nameloze schrik!
[2] Er moet toch wat gebeuren, want de anders zo waardige moeders en zusters kan men toch niet in zo'n beklagenswaardige toestand laten?!
[3] Ik weet al wat ik zal doen! Ik zal nu alleen naar Henoch gaan omdat de moeders en zusters daar nu niet meer heen durven en hem om hulp voor hen vragen; hij zal de nu zeer geschrokken moeders wel weer tot rust brengen! Ja, dat is een zeer verstandige gedachte van mij en daarom zal ik die ook meteen uitvoeren!'
[4] Zo gedacht zo gedaan was bij Mira reeds van jongs af aan een goede eigenschap; daarom ging zij dan ook onmiddellijk naar Henoch om het hem allemaal voor te leggen.
[5] Maar Henoch riep haar als het ware ter verantwoording en zei: 'Ja, maar waarom heb je zo voorbarig gesproken en daardoor de moeders en zusters zo'n angst aangejaagd?!
[6] Zie, zoals je nu alleen de weg tot mij hebt gevonden, had je die ook eerder moeten vinden en mij in naam van de Heer de dwaling van de moeders en zusters mee moeten delen, dan had alles langs de weg van de liefde bijgelegd kunnen worden. Maar nu je op jouw iets te snelle manier gewoonweg een gericht voor de moeders en zusters hebt veroorzaakt, gaat het niet zo gemakkelijk als jij wel meent!'
[7] Toen Mira dat van Henoch had vernomen, antwoordde zij hem zonder wees: 'Vader Henoch, je bent wel een wijze, en bovendien nog de enige en door de Heer Zelf vast aangestelde hogepriester, - maar ik meen nu juist niet verkeerd gehandeld te hebben, want men moet toch de rechten van God hoger achten dan de rechten van de mensen, als deze niet met de goddelijke overeenstemmen!
[8] De moeders en zusters echter zijn zichzelf in hun blinde ijver vergeten, wat bij vrouwen wel vaker het geval is, en hebben in strijd met het goddelijke recht onder elkaar valse beweringen uitgesproken; en aangezien me dat noodzakelijkerwijs wel moest tegenstaan en ik door mijn innerlijk rechtsgevoel het niet langer kon verdragen dat er nog langer zo met verachting gesproken werd over de allerheiligste, beste Vader in Zijn mannelijke meest volkomen evenbeeld, trad ik dan ook op en heb hen alleen maar mijn mening gezegd. En ik kan er echt niets aan doen dat mijn weinige woorden de moeders en zusters zo van streek hebben gebracht!
[9] Daarom moet jij, lieve vader Henoch, niet boos op me worden, want ik heb het toch alleen maar goed bedoeld, en niet in het minst slecht!
[10] Zie, dat ik het met de moeders en zusters van ganser harte goed meen, kun je immers alleen al opmaken uit het feit dat ik toch uit vrees en achting bij de moeders en zusters ben gebleven, hoewel de heerlijke Man ook mij heeft gewenkt om net als de andere vier naar hem toe te komen en ik ook meteen een bijna onweerstaanbare drang in mij voelde om dat te doen!
[11] Toch zeg ik je, lieve vader Henoch, nu ook zeer beslist: als die Man mij nog een keer zou wenken om bij hem te komen, dan zou ik niet alleen alle moeders en zusters ogenblikkelijk laten zitten, maar de hele wereld, en zou regelrecht naar Hem toe snellen; want achter deze Man schuilt meer dan alleen maar een man! - Dat weet ik heel zeker!'
[12] Hier zei Henoch tegen Mira: 'Luister, voor iemand van jouw geslacht ben jij ontzettend en buitengewoon schrander! Daarom zou het voor jou, als je de moeders en zusters zo echt van ganser harte liefhebt, toch ook niet moeilijk zijn, hen met je schranderheid te helpen?!
[13] En Mira antwoordde Henoch: 'Ja, lieve vader Henoch, naar jouw steeds ontwijkende woorden te oordelen, zal er tenslotte voor mij niets anders overblijven! Ik heb onderweg ook al gedacht dat bij u de hoogste graad van erbarming wel niet aan te treffen zou zijn! - Als ik maar bij die Man kon komen; die zou mij zeker eerder verhoren dan u!'
[14] En Henoch antwoordde haar: 'Goed dan; zie, de Man is in de hut en de deur is open! Ik wil het je niet onthouden om bij Hem hulp te zoeken. Ga daarom maar naar Hem toe als je denkt dat Hij je eerder zal verhoren dan ik!'
[15] En Mira zei: 'O, als ik dat maar zou mogen, dan ben ik niet in het minst bang!
[16] Verheug je, arme moeders en zusters, jullie zullen zonder Henoch worden geholpen!
[17] Heb daarom maar moed; de heerlijke Man heeft vast een beter hart dan u, lieve vader Henoch, en zal mij niet over de hekel halen als ik hem mijn nood zal klagen, maar helpen!'
[18] Hierop ging zij ernstig de hut binnen.
«« 4 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.