Koning Lamechs deemoedige bekentenis en zijn schroom de tempel te betreden. De Wijze spreekt over het woord van de Heer en over de goddelijke geest van de mens. De intrede in de gewijde tempel.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 54 / 366 »»
[1] Na deze woorden van de wijze Man ging Lamech, als iemand die dronken is van gelukzaligheid, zonder iets te zeggen met Henoch en de wijze Man naar de tempel toe, die nog steeds in de witte wolk was gehuld.
[2] Toen zij daar nu aankwamen durfde de onderweg iets nuchterder geworden Lamech niet de tempel te betreden, ofschoon deze naar alle kanten volkomen open was en hij zei daarom tegen zijn beide vrienden:
[3] 'Luister, lieve broeders en vrienden, ik ontwaak nu uit een verheven droom en zie nu met geheel open ogen nog hetzelfde als wat ik voordien slechts in een verheven droom meende te zien!
[4] Jullie zeggen echter dat ik nu met jullie de tempel binnen moet gaan, - maar ik zeg jullie daarentegen dat ik daartoe niet meer in staat ben; want de plaats waar de tempel is opricht, is nu te heilig geworden, zodat ik die als een veel te onheilig mens nooit met mijn voeten wil ontheiligen.
[5] Jullie raad en wens mag dan op zichzelf buitengewoon goed zijn, want jullie zullen in je diepe wijsheid wel inzien wat het beste zal zijn, maar ik heb nu ook door het eindeloos grote erbarmen van de Heer een vroom en deemoedig hart gekregen en dit hart zegt nu tegen mij: `Je bent nog lang niet waardig de plaats te betreden waarde heerlijkheid van de Heer zo waarneembaar is, die een enige, almachtige God is, eeuwig heilig, heilig, heilig!' En daarom moet ik dan ook de goede raad van mijn hart opvolgen!
[6] Jullie zijn echter wel waardig Gods heiligdom binnen te gaan en jullie kunnen altijd handelen volgens de geheime opdracht in je, want God de Heer heeft jullie op de hoogte beroepen en nog nooit heeft een zonde je hart tegenover God ontheiligd, omdat jullie vast altijd met een volkomen rechtschapen gemoed voor de ogen van de Heer hebben gewandeld; maar dat is met mij niet het geval!
[7] Ik was nog altijd een allergrootste, verwerpelijke zondaar ten aanzien van God en ben daarom nog lang niet zuiver genoeg om met een enigszins goed geweten zo'n heilige plaats te betreden.
[8] Probeer me daarom deze keer vooral niet te overreden, zodat ik tenslotte, gedwongen door de grote macht van jullie hemelse wijsheid, toch nog de allermachtigst door God geheiligde tempel zou moeten betreden!'
[9] Maar de wijze Man nam Lamech bij de hand en zei tegen hem: 'Luister, man vol deemoed in je hart! Zijn de harten van je broeders en zusters dan niet meer dan deze tempel?! En toch liep je zo juist met ons langs zeer velen van hen! Hoe kan je dan nu zo bevreesd zijn deze tempel binnen te gaan, waarover God slechts Zijn adem heeft doen gaan, terwijl Hij toch met Zijn eeuwige heilige liefde, genade en erbarming de harten van je broeders en zusters tot leven heeft gebracht?!
[10] En wat telt meer: de ademtocht uit de wil van de Heer of Zijn wezenlijk levende woord, dat uit Zijn hart stroomt in de harten van je broeders en zusters?!
[11] Zie, de werelden, zonnen en alle dingen komen voort uit de adem van de wil van de Heer; maar dat is niet zo met de geest in het hart van de mens! Want die is een wezenlijk deel van de eeuwige waarachtige geest van God, wonend in Gods hart en daaruit voortkomend.
[12] Oordeel nu zelf of het verstandig is - weliswaar uit grote terechte deemoed - het verreweg geringere na te laten, terwijl men eerst niet het minst bezwaard was het verreweg grotere te doen!
[13] Bovendien ben je niet bang om Mij je hand te reiken net zoals Ik jou de Mijne heb gereikt, - en Ik ben, je kunt Me geloven, meer dan de tempel tezamen met de witte wolk en het machtig stralende hart boven de tempel en de witte wolk die de tempel nog steeds dicht omhult!
[14] En wanneer dat allemaal onmiskenbaar zo is, kun je toch nu met het beste geweten van de wereld met ons de tempel ingaan en daar horen wat je beloofd is!'
[15] Hierop vermande Lamech zich en ging met beiden heel welgemoed de tempel in en had geen schroom meer; maar de wijze Man bleef voor hem nog onbekend.
«« 54 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.